Fictie Brugklas start 7 januari 2025

Welkom 
Telefoon in de telefoontas?
Ga dan lekker zitten en leg je boek, schrift en een pen klaar.



Dinsdag 7 januari 2025
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Telefoon in de telefoontas?
Ga dan lekker zitten en leg je boek, schrift en een pen klaar.



Dinsdag 7 januari 2025

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les
Na deze les weten jullie wat fictie is en jullie weten wat realistische en fantasieverhalen zijn.
Je weet over over het kiezen van je leesboek

Planning van deze les
  • Uitleg theorie Fictie §1, blz. 64 
  • Zelfstandig maken opdracht 1 op je laptop en nakijken.




Slide 2 - Tekstslide

Fictie 
  • Komende weken gaan we werken aan Fictie in Nieuw Nederlands
  • We doen §1, §2, §3 en §4
  • We sluiten af met en SO over Fictie op dinsdag 21 januari 2025

Slide 3 - Tekstslide

Wat is fictie?
Verhalen die de schrijver heeft verzonnen

Denk aan:
  • spannende verhalen
  • zielige verhalen
  • grappige verhalen

mooie verhalen


Slide 4 - Tekstslide

Waarom schrijft een schrijver deze verhalen? 
Doel van fictie: amuseren

Dat wil zeggen: de schrijver wil dat je zijn/haar verhaal met plezier leest. 
Je vindt het verhaal bijvoorbeeld spannend, grappig of zielig.

Slide 5 - Tekstslide

Door te lezen
  • kun je even wegdromen
  • word je aan het denken gezet
  • kun je je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn

Slide 6 - Tekstslide

Fantasieverhalen
Verhalen die in het echt niet kunnen gebeuren.

Voorbeelden van fantasieverhalen zijn:

  • sprookjes
  • magische verhalen
  • horrorverhalen
  • fantasy

Slide 7 - Tekstslide

Realistische verhalen
Verhalen die in het echt wel zouden kunnen gebeuren. 

Voorbeeld: Het leven volgens Pippa Leeuwenhart


Slide 8 - Tekstslide

Fictie bestaat dus uit:

  1. Fantasieverhalen
  2. Realistische verhalen


Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?                 - Lezen tekst 1 en 2  
                           - Maken opdracht 1 - blz. 64. Daarna samen bespreken.

Tijd?               15 minuten

Klaar?             Lees tekst 2 en maak vragen opdracht 2
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Volgende les - woensdag 8 januar1 2025
Huiswerk: 
maak opdracht 2 van §1 in je schrift

Volgende les gaan we verder met Fictie, §2 over personages. 

Slide 11 - Tekstslide

Welkom 
Telefoon uit en in de telefoontas?

Ga dan lekker zitten, pak je leesboek en start met lezen.

Leg je theorieboek, je schrift en een pen alvast op je tafel





Dinsdag 7 januari 2025

Slide 12 - Tekstslide

Doel van deze les
Aan het einde van deze les: 
 - weet je wat personages en perspectief zijn
  - weet je wat inleven en meeleven zijn.

Planning
  • herhalen fictie  en doornemen antwoorden opdrachten §1 in je schrift
  • uitleg wat zijn personages en perspectief? 
  • maken opdrachten bij §2 Personages en perspectief

Slide 13 - Tekstslide

Wat weet je nog over fictie?

Slide 14 - Tekstslide

Nog even over §1 Fictie en non-fictie
Fictie: verhalen die de schrijver heeft verzonnen. 
Non-fictie: niets is verzonnen.

Doel: amuseren (vermaken), je beleeft plezier eraan.

Fantasieverhalen  - kunnen in het echt niet gebeuren, zoals sprookjes.

Realistische verhalen - zouden in het echt kunnen gebeuren.

Slide 15 - Tekstslide

Doornemen opdrachten §1


We nemen het huiswerk klassikaal door en de  antwoorden bespreken we samen.

Slide 16 - Tekstslide

§2 Personages en perspectief

Slide 17 - Tekstslide

Personages 
  • Personages: alle personen die een rol spelen in het verhaal.

  • Hoofdpersoon: belangrijkste personage,  over wie het het hele verhaal gaat. Een verhaal kan ook meerdere hoofdpersonen hebben.

  • Andere personages: bijfiguren

Slide 18 - Tekstslide

Perspectief
Van een hoofdpersoon weet je wat hij denkt en voelt. Het perspectief ligt dan bij de hoofdpersoon ligt. Je zit als lezer als het ware in zijn hoofd.

Verschillende soorten perspectief:
  • ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven 
  • hij/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
  • wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven. In het ene hoofdstuk ligt het perspectief bijvoorbeeld bij het ene personage en in het andere hoofdstuk bij een ander.
Inleven en meeleven
Personages roepen vaak gevoelens op bij jou als lezer. Je vindt het ene personage bijvoorbeeld irritant en het andere zielig. Dat komt doordat je met hen kunt meeleven (of juist niet) of doordat je je in hen kunt inleven.
Inleven wil zeggen dat je je kunt voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt.
Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld (net als het personage zelf) dat hij beter wordt, dat zijn ouders weer bij elkaar komen of dat hij niet meer wordt gepest.

Slide 19 - Tekstslide

Inleven en meeleven
Inleven: je kunt je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of om mee te maken hij/zij meemaakt

Meeleven: je wilt graag dat het goed gaat met een personage in het boek. Bijvoorbeeld: dat hij beter wordt of dat zij niet meer wordt gepest.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?                Maak opdracht 1 - blz. 69 . Lees daarvoor tekst 1 en 2, blz 70                                    en 71 (Het leven volgens Pippa Leeuwenhart)
Hoe                  Maak de opdracht in je schrift. Werk in tweetallen

Tijd?               15 minuten

Klaar?             Maak opdracht 2, blz 69 in je schrift.

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?                Maak opdracht 1 - blz. 69 . Lees daarvoor tekst 1 en 2, blz 70                                    en 71 (Het leven volgens Pippa Leeuwenhart)
Hoe                  Maak de opdracht in je schrift. Werk in tweetallen

Tijd?               15 minuten

Klaar?             Maak opdracht 2, blz 69 in je schrift.

Slide 22 - Tekstslide

Terugblik
  • Je weet nu wat personages en perspectief zijn.
  • Je weet wat inleven en meeleven zijn.


Slide 23 - Tekstslide

Volgende les - woensdag 8 januari
Volgende les werken we verder aan de opdrachten van §2


Slide 24 - Tekstslide

Welkom 
Telefoon in de telefoontas?

Ga dan lekker zitten, pak je leesboek en start met lezen.

Je Ipad, theorieboek, schrift en pen leg je alvast klaar. 




woensdag 8 januari 2025
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhalen theorie §2 
  • Zelfstandig werken aan de opdrachten van §2
  • vooruitblikken en afsluiten les

Slide 26 - Tekstslide

Welke soorten
perspectieven zijn er?

Slide 27 - Woordweb

Slide 28 - Video

Vanuit welk perspectief wordt het verhaal van Anne Frank verteld in de video?
A
ik-perspectief
B
hij/zij-perspectief
C
Alwetende verteller
D
wij-perspectief

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag
Wat?                Maak opdracht 1 t/m 2 vanaf blz 69.-
                           Lees daarvoor tekst 1 en 2, blz 70 en 71 (Het leven volgens Pippa                             Leeuwenhart)
Hoe                  Maak de opdracht in je schrift. Werk in tweetallen

Tijd?               15 minuten

Klaar?             Maak opdracht 3 en 4, in je schrift.

Slide 30 - Tekstslide

huiswerk volgende les
Opdracht 1 t.m 4 van §2 (personages en perspectief) zijn af.
Neem je schrift mee!

Slide 31 - Tekstslide

Welkom 
Telefoon in de telefoontas?
Ga dan lekker zitten en leg je boek, schrift en een pen klaar.

We starten met 10 minuten lezen



Donderdag 9 januari 2025
timer
10:00

Slide 32 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Nakijken huiswerk opdracht  1 t/m 3 van §2
  • Afmaken opdracht 4 van §2
  • Start theorie §3 Smaak
  • Zelfstandig werken
  • Terugblikken en afsluiten les

Slide 33 - Tekstslide

Omschrijf in eigen woorden inleven en meeleven.

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Video

Fragment mr. Bean
- toonde het doel van fictie: amuseren. Man lachte hard om het verhaal. Hij beleefde plezier eraan.

- Mr. Bean stoorde zich aan het harde gelach, maar durfde of kon niets erover te zeggen. 

Slide 36 - Tekstslide

Terugkijken: §2 Personages en perspectief
Wat weet je nog over personages? En over perspectief?

Slide 37 - Tekstslide

Personages 
  • Personages: alle personen die een rol spelen in het verhaal.

  • Hoofdpersoon: belangrijkste personage, over wie het het hele verhaal gaat. 
    Een verhaal kan ook meerdere hoofdpersonen hebben.

  • Andere personages: bijfiguren

Slide 38 - Tekstslide

Perspectief
Van een hoofdpersoon weet je wat hij denkt en voelt. Het perspectief ligt dan bij de hoofdpersoon. Je zit als lezer als het ware in zijn hoofd.

Verschillende soorten perspectief:
  • ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven 
  • hij/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
  • wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven. In het ene hoofdstuk ligt het perspectief bijvoorbeeld bij het ene personage en in het andere hoofdstuk bij een ander.
Inleven en meeleven
Personages roepen vaak gevoelens op bij jou als lezer. Je vindt het ene personage bijvoorbeeld irritant en het andere zielig. Dat komt doordat je met hen kunt meeleven (of juist niet) of doordat je je in hen kunt inleven.
Inleven wil zeggen dat je je kunt voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt.
Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld (net als het personage zelf) dat hij beter wordt, dat zijn ouders weer bij elkaar komen of dat hij niet meer wordt gepest.

Slide 39 - Tekstslide

Doornemen huiswerk
Huiswerk voor vandaag was:
  • maak opdracht 1 t.m 3 van paragraaf 2 in je schrift.

We nemen het huiswerk door in je schrift. De antwoorden bespreken we samen.

Slide 40 - Tekstslide

Wat is jouw smaak?
Paragraaf 3 - Smaak
Van welke films houd jij?
Zo is het ook met boeken

Hoe leg je je smaak uit?



Slide 41 - Tekstslide

Onderwerp en genre
Als je steeds meer leest, kun je steeds beter aangeven wat jouw smaak is. Het hangt o.a. af van hoe is het is geschreven of je meer van realistische- of fantasieverhalen houdt. 

  • het onderwerp: geeft aan waar het boek over gaat.
      Bijv. dieren, voetbal, vriendschap.
  • het genre (spreek uit: zjan-re): het soort verhaal.  Bijv. humor, griezelverhaal, psychologisch verhaal.
  • Psychologische verhalen worden ook wel probleemboeken genoemd. Daarin worstelt de hoofdpersoon met een probleem. Hij is bijvoorbeeld ernstig ziek of zijn ouders gaan scheiden. 

Slide 42 - Tekstslide

In de bibliotheek geven pictogrammen het genre aan, bijvoorbeeld:

Slide 43 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?                Maak in je schrift opdrachten  1  en 3 - zie blz. 75 en 78 . 

Hoe                 Lees eerst de tekst die bij de opdracht hoort.
                         Bij maken opdrachten mag je zachtjes overleggen.

Tijd?               20 minuten

Klaar?            Lees teksten 3 en 4. 
timer
10:00

Slide 44 - Tekstslide

Terugblik
  • Je kunt nu genres herkennen
  • Je kunt je smaak uitleggen.




Slide 45 - Tekstslide

SO donderdag 26 september 
Volgende week donderdag krijg je een schriftelijke overhoring (SO) over de cursus Fictie, paragraaf 1,2 en 3. 

Je leert de theorie van de paragrafen 1, 2 en 3 en neemt de gemaakte opdrachten door. 
We gaan de lesstof volgende week een keer herhalen met een quiz.

Ook gaan we een oefentoets maken.

Slide 46 - Tekstslide

Volgende les - donderdag 19 september
Huiswerk:
  • Herinnering: morgen einde dag je leesautobiografie inleveren.
  • Heb je opdrachten 1 en 3 nog niet af? Dan is dat huiswerk voor morgen.

Volgende les gaan we het hebben over je leesboek en over een e-mail versturen.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide