Jullie kunnen vertellen welke tekens groter, kleiner en gelijk betekend.
Planning
Jullie kunnen met deze tekens sommen oplossen.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Leerdoelen
Jullie kunnen vertellen welke tekens groter, kleiner en gelijk betekend.
Planning
Jullie kunnen met deze tekens sommen oplossen.
Slide 1 - Tekstslide
Theorie
Er bestaan tekens voor groter dan, kleiner dan en gelijk aan.
Het teken < betekent is kleiner dan.
Het teken > betekent is groter dan.
Het teken = betekent is gelijk aan.
Dus....voorbeelden....
4 < 7 betekent 4 is kleiner dan 7.
18 > 17 betekent 18 is groter dan 17.
2 + 4 = 6 betekent 2 + 4 is gelijk aan 6.
Slide 2 - Tekstslide
Voorbeeld
Opgaven:
Vul >, < of = in.
0,8 … 0,008
12 : 4 … 30 : 10
16 : 32 … 0,51
Uitwerking
0,8 > 0,008
12 : 4 = 30 : 10
16 : 32 < 0,51
Slide 3 - Tekstslide
gelijk aan
groter dan
Kleiner dan
ongelijk aan
=
>
<
≠
Slide 4 - Sleepvraag
Vul < , > of = in 6........ 9
A
<
B
>
C
=
Slide 5 - Quizvraag
Vul < , > of = in 45........ 54
A
<
B
>
C
=
Slide 6 - Quizvraag
Vul < , > of = in 0,3 ......... 0,03
A
<
B
>
C
=
Slide 7 - Quizvraag
Vul < , > of = in 0,3 ......... 0,1
A
<
B
>
C
=
Slide 8 - Quizvraag
Vul < , > of = in 0,05 ......... 0,5
A
<
B
>
C
=
Slide 9 - Quizvraag
Vul < , > of = in 0,2 ......... 0,26
A
<
B
>
C
=
Slide 10 - Quizvraag
Vul < , > of = in 0,3 ......... 0,29
A
<
B
>
C
=
Slide 11 - Quizvraag
Vul < , > of = in 0,3 ......... 0,29
A
<
B
>
C
=
Slide 12 - Quizvraag
Vul < , > of = in 3,49 ......... 3,5
A
<
B
>
C
=
Slide 13 - Quizvraag
Vul < , > of = in 12 + 18 ....31
A
<
B
>
C
=
Slide 14 - Quizvraag
Vul < , > of = in 26 - 13 ....21
A
<
B
>
C
=
Slide 15 - Quizvraag
Vul < , > of = in 57 - 57 ....0
A
<
B
>
C
=
Slide 16 - Quizvraag
Vul < , > of = in 36 - 31 ....0
A
<
B
>
C
=
Slide 17 - Quizvraag
Vul < , > of = in 7 x 4 ....60 : 2
A
<
B
>
C
=
Slide 18 - Quizvraag
Vul < , > of = in 100 : 10 ... 90 : 9
A
<
B
>
C
=
Slide 19 - Quizvraag
Het teken > hoort bij is groter dan, maar ook bij bijvoorbeeld is hoger dan. Het
teken < hoort bij is kleiner dan, maar ook bij bijvoorbeeld is lager dan. Zet de woorden op de juiste plaats in de tabel.
>
<
is goedkoper dan
is minder dan
is dichter bij dan
is jonger dan
is korter dan
is lichter dan
is ouder dan
is zwaarder dan
is langer dan
is meer dan
is verder weg dan
is duurder dan
Slide 20 - Sleepvraag
Arie rijdt met zijn 12-tonner door Luxemburg. Bij een weg komt hij de verkeersborden hiernaast tegen. Met welke snelheid mag Arie verder rijden?
A
maximum 40 km/u
B
maximum 60 km/u
C
Mag beide snelheden
Slide 21 - Quizvraag
Linda komt met haar vrachtwagen dezelfde borden tegen. Zij rijdt daarna met een snelheid van 55 km per uur. Wat weet je van het gewicht van de vrachtwagen van Linda?