4.1 Rivieren algemeen

Rivieren
Van hoeveel begrippen weet je de betekenis? Er staan 22 begrippen genoemd.

waterscheiding-stroomstelsel-stroomgebied
lengteprofiel-boven/midden/benedenloop
gletsjerrivier-regenrivier-gemengde rivier
debiet-regiem-verval-verhang
vertragingstijd-verstening-ontbossing
doodtij-springtij
erosie-transport-sedimentatie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rivieren
Van hoeveel begrippen weet je de betekenis? Er staan 22 begrippen genoemd.

waterscheiding-stroomstelsel-stroomgebied
lengteprofiel-boven/midden/benedenloop
gletsjerrivier-regenrivier-gemengde rivier
debiet-regiem-verval-verhang
vertragingstijd-verstening-ontbossing
doodtij-springtij
erosie-transport-sedimentatie

Slide 1 - Tekstslide

Stroomgebied
Een stroomgebied (1) wordt begrensd door de waterscheiding (2).

De neerslag wordt afgevoerd door het stroomstelsel (3).

Slide 2 - Tekstslide

Fluviaal schaalniveau

Slide 3 - Tekstslide

Lengteprofiel
1. Bovenloop
2. Middenloop
3. Benedenloop

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verval van een rivier?
A
hoeveelheid water (m³/s)
B
stroomsnelheid (m/s)
C
verticaal hoogteverschil langs de rivier (m)
D
helling van de rivier (m/km)

Slide 5 - Quizvraag

Verhang
Het verhang (of helling) van de rivier bereken je door het hoogteverschil(verval) te delen door de lengte langs de rivier.
Bron tot monding: 1200m
Afstand: 700km
Wat is het verhang?

Slide 6 - Tekstslide

In de bovenloop is het verhang groot. Welk proces treedt hier op?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Hoe noem je de hoeveelheid water die een rivier afvoert op een bepaald moment (in m3/s)?

Slide 9 - Open vraag

Verklaring verschillen in debiet?

Slide 10 - Tekstslide

Welk type rivier (herkomst water) is de Maas?
A
Regenrivier
B
Gletsjerrivier
C
Smeltwaterrivier
D
Gemengde rivier

Slide 11 - Quizvraag

Type rivier (herkomst water)
1. Gletsjerrivier (=smeltwaterrivier)
2. Regenrivier
3. Gemengde rivier
Regenrivier
De rivier ontvangt niet het gehele jaar door smeltwater. De bron ligt dus niet hoog genoeg.
Gletsjerrivier
Hoog in de bergen bij de bron bestaat het rivierwater grotendeels uit smeltwater. Dit deel van de rivier mag je een gletsjerrivier noemen.
Gemengde rivier
De gletsjerrivier hoog in de bergen is inmiddels aangevuld met regenwater. Nu spreken we over een gemengde rivier.

Slide 12 - Tekstslide

In welke periode heeft een gletsjerrivier de hoogste afvoer (piekafvoer)?
A
januari-maart
B
april-juni
C
juli-september
D
oktober-december

Slide 13 - Quizvraag

Regiem
Het regiem van de rivier is de waterafvoer door het jaar heen.
Gletsjerrivier

Slide 14 - Tekstslide

Regenrivier
Gemengde rivier
Opvallend
De afvoer van de rivier is in de zomer het laagst terwijl de neerslag door het jaar heen constant is.

Slide 15 - Tekstslide

Vertragingstijd
Bij verstedelijking/verstening/ ontbossing: 
- piekafvoer komt eerder
- piekafvoer is hoger

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de vertragingstijd?
A
Bij meer water in de rivier stroomt het water langzamer
B
Bij meer regen doet de neerslag er langer over om de rivier te bereiken
C
Bij meer begroeiing doet de neerslag er langer over om de rivier te bereiken
D
De tijd die het regenwater nodig heeft om de rivier te bereiken

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor effect heeft verstening op de vertragingstijd?
A
die neemt af
B
die neemt toe
C
die blijft gelijk

Slide 18 - Quizvraag

Twee beweringen:
1. Door verstening wordt de vertragingstijd langer
2. Door ontbossing wordt de vertragingstijd korter
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Een juiste omschrijving van het begrip neerslagregiem is:
A
Schommelingen in de neerslag door het jaar
B
Verschil tussen natste en droogste maand
C
Neerslagvariabiliteit + neerslagintensiteit
D
Neerslag - verdamping door het jaar heen.

Slide 21 - Quizvraag

Op welke rivier hebben de veranderingen in het neerslagregiem het meeste invloed?
A
Maas
B
Rijn
C
IJssel
D
Lek

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Het water dreigt!
Extra gevaar bij een combinatie van:
- springtij
- storm
- piekafvoer rivieren

waterstand zee > rivier

Gevolg: rivieren kunnen water niet meer op zee lozen

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer is sprake van springtij?
A
Als de zon en de maan tegenover elkaar staan
B
Met volle maan
C
Als de zon en de maan aan dezelfde kant staan
D
Met nieuwe maan

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Wat is relatieve zeespiegelstijging?
A
De absolute zeespiegelstijging ten opzicht van NAP
B
De zeespiegelstijging ten opzichte van de dijkhoogte
C
De zeespiegelstijging ten opzichte van het land
D
De bodemdaling gecompenseerd door temperatuurverhoging

Slide 28 - Quizvraag

Bereken de relatieve zeespiegelstijging
timer
0:20
A
C = 4,5 meter
B
C = 2,3 meter
C
C = 2,2 meter
D
C = 6,8 meter

Slide 29 - Quizvraag