Herkennen van de vraag: de antwoorden zijn genummerd, 1, 2, ..., ...,
Lees eerst de antwoorden en streep je zoekterm aan.
- Namen (Eigennamen, bedrijven, merken), plaatsen (landen, steden)
- Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid, op jonge leeftijd) en tijdsaanduidingen (vandaag de dag, in het begin)
- 'Internationale' woorden (discriminatie, autoriteit, informatica)
Geen van de bovenstaande drie punten? Zoek dan op het woord dat JIJ herkent.
Let op: bij signaalwoorden staan antwoorden!
Kom je er echt niet meer uit? Slim gokken.
Staan er woorden in de bewering die antwoorden fout maken?
Past het in de Grote Lijn?