Ma 12 febr Over taal blok 4

Schooltaalwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Schooltaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schooltaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schooltaalwoorden
Aankruisen
Afmeting
Afname
Afronden
Berekenen
Bovenaanzicht
Breedte
Combineren
Diepte
Doormidden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schooltaalwoorden zijn:
A
woorden die je thuis gebruikt
B
woorden die je op school gebruikt
C
woorden die je tegenkomt in opdrachten op school

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ben je leek op het gebied van schooltaalwoorden, maak dan de opdrachten bij blok 1.
A
leek = expert
B
leek = iemand die ergens gek op is
C
leek = geïnteresseerde
D
leek = iemand die ergens weinig verstand van heeft

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ___ wordt in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen. Daardoor weet je meteen wat de schrijver bedoeld.
A
synoniem
B
omschrijving
C
voorbeeld
D
tegenstelling

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 H2 - Figuurlijk taalgebruik

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 H2 Figuurlijk taalgebruik

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik
Ik bedoel dan: 'Die leerling moet even flink aangepakt worden'.   

Dit is figuurlijk taalgebruik.





Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik
- Als je iets zegt dat je niet letterlijk bedoelt, dan gebruik je figuurlijk taalgebruik;
- uitdrukkingen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen: stappenplan
Wat is figuurlijk taalgebruik ook alweer?

Wie kan een voorbeeld noemen van figuurlijk taalgebruik?
Afsluiting

Slide 12 - Tekstslide

Video in de lesstof samen kijken.
Stap 4: de zinsdeelproef
figuurlijk taalgebruik
letterlijk taalgebruik
Hij loopt met zijn hoofd in de wolken
Uit de stenen fontein spuit water
De koning reageert met een ijzeren vuist
Hij trok een zuur gezicht
Mijn zusje is erg zoet
Die koekjes smaken erg zoet

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mandy tikt de buurjongen op de rug.
De eigenaar tikt de huurjongen op de vingers
Tirza doet of haar neus bloed.
In de tuin ligt een dode mus.
Het is altijd hetzelfde liedje: je bent te laat!
Ruud is zo sterk als een beer.
Hij maakt zijn vriendin blij met een dode mus
Letterlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk voor di 13 febr
Over taal blok 4 blz. 157/158

Maken opdracht. 26 t/m 28

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies