Over Taal blok 4

Nlds - T1 - Over Taal blok 4
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nlds - T1 - Over Taal blok 4

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
-Je kan de betekenis van elf nieuwe schooltaalwoorden geven;
-Je kan de betekenis van 10 moeilijke woorden uit de tekst geven;
-Je weet wat figuurlijk taalgebruik is;
-Je leert tien nieuwe uitdrukkingen;

Slide 2 - Tekstslide

Opdrachten
De eerste vier opdrachten van dit blok gaan over schooltaalwoorden en moeilijke woorden.

 Maak opdracht 27, 28, 29 en 30 van bladzijde 184 t/m 189.

Ga daarna verder met het lezen van de uitleg over figuurlijk taalgebruik.

Slide 3 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik
In de Nederlandse taal is er een verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Letterlijk taalgebruik: Je zegt precies wat je bedoelt. 
Voorbeelden:
-Ik heb ontzettend honger. 
-Gisteren scheen de zon, maar vandaag regent het.

Slide 4 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik I
In het Nederlands komen veel uitdrukkingen en gezegden voor die je soms in de war kunnen maken. 

Er wordt dan iets anders gezegd dan dat er bedoeld wordt.

Een voorbeeld van zo'n uitdrukking is bijvoorbeeld "Vlinders in je buik hebben".

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer heb je vlinders in je buik?
A
Als je honger hebt
B
Als je buikpijn hebt
C
Als je zenuwachtig bent
D
Als je verliefd bent

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het als je kookt van woede?
A
Je bent heel erg boos
B
Je bent een vulkaan
C
Je bent eten aan het koken
D
Je bent heel erg verdrietig

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent het als de kleuren van het schilderij je toeschreeuwen?
A
De kleuren zijn hooligans
B
De kleuren zijn boos
C
De kleuren zijn erg fel
D
De kleuren vallen van het schilderij

Slide 8 - Quizvraag

Figuurlijk taalgebruik II
Als je vlinders in je buik hebt, dan is dat natuurijk niet letterlijk zo. Je zegt daarmee dat je verliefd bent. Je bedoelt het figuurlijk.

Je gebruikt figuurlijk taalgebruik vaak om te overdrijven of als je iets mooier wilt maken.

Slide 9 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik III
Nog een voorbeeld:

Ik schrok me dood!           Je bedoelt dat je heel erg geschrokken bent en niet dat je echt dood bent gegaan door het schrikken.

Zij straalt helemaal!          Je bedoelt dat ze er heel goed en gelukkig uitziet en niet dat ze letterlijk licht geeft. 

Slide 10 - Tekstslide

Uitdrukkingen en gezegden I
Een uitdrukking of gezegde zijn ook een voorbeelden van figuurlijk taalgebruik. 

In de Nederlandse taal bestaan heel erg veel uitdrukkingen waarmee iets anders bedoeld wordt, dan dat er gezegd wordt.

Hier volgen wat voorbeelden:

Slide 11 - Tekstslide

Uitdrukkingen en gezegden II
-Je slaat de spijker op zijn kop!
-Ik kom niet uit een ei hoor!
-Nu heb je de poppen aan het dansen.
-Blaffende honden bijten niet.
-David heeft het examen met zijn hakken ovr de sloot gehaald.
-Dat verhaal heeft ze uit haar duim gezogen.

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen
Niet iedereen weet even goed wat uitdrukkingen en gezeden precies betekenen. Daarom is het verstandig om goed te oefenen. 

Op de volgende dia vind je een link naar een online opdracht. Maak deze opdracht, voordat je verder gaat met de les.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Opdracht 
Maak nu opdracht 31, 32, 33 en 34 van bladzijde 190 en 191.

Je mag natuurlijk gebruik maken van het (online) woordenboek, als je iets niet weet.

De antwoorden van de opdrachten zal ik volgende week in magister zetten, zodat je dit kunt nakijken.

Slide 15 - Tekstslide

Oefentoets
Je krijgt van mij een oefentoets over Over Taal blok 3 en 4 die je moet gaan maken. Op deze manier kunnen we zien of je de stof goed begrepen hebt of dat ik iets nog een keertje (of op een andere manier) moet uitleggen.

Deze oefentoets krijg je van mij, als je alle opdrachten hebt gemaakt.

Slide 16 - Tekstslide