In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lesplanning
Leerdoelen vorige les
Nieuwe leerdoelen
2 soorten diervoer
Rantsoen
Wegen & meten
Begrippen
Opdrachten maken
Naar buiten!
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen vorige les
Je kan de juiste hoeveelheid voer en water geven aan een dier
Je kan voer en waterbakjes/flesjes schoonmaken
Je weet waarom voer en water van belang is
Je kunt de verschillende soorten voereters benoemen
Je kunt uitleggen waarom je met voeren rekening houdt met het weer
Slide 3 - Tekstslide
Nieuwe leerdoelen
Je kunt de 2 verschillende diervoeren onderscheiden
Je kunt vertellen waarom deze 2 diervoeren verschillend zijn
Je kunt uitleggen wat een rantsoen is
Je weet hoe je verschillende voedingsstoffen moet wegen & meten
Slide 4 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een carnivoor
Slide 5 - Open vraag
Toets komt er aan!
Hierna nog 1 les en dan heb je de eerste diertoets!
Voor deze toets leer je:
Hoofdstuk 1 van je online boek
Je aantekeningen
Je begrippenlijst
Vragen? Moet je nog hanteren?Loop langs!
Slide 6 - Tekstslide
Dierenvoer
Slide 7 - Woordweb
2 soorten diervoer
Ruwvoer
Ruwvoer komt van het land (hooi, gras, luzerne)
Hier wordt niks aan toegevoegd, daarom het het ruwvoer
Bevat veel vezels, alleen planten & alleseters krijgen dit
Krachtvoer
Krachtvoer komt uit de voerfabriek (brokjes, blikvoer)
Hier worden vitamines & mineralen aan toegevoegd
Alles wat een dier nodig heeft, kan hier in gestopt worden.
Elk dier, soms elk ras heeft zijn eigen brokjes
Krachtvoer komt voor in nat of droogvoer.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Aan ruwvoer kun je vitamines en mineralen toevoegen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van krachtvoer
Slide 11 - Open vraag
Rantsoen
Hoeveelheid en soort voer dat een dier krijgt, aangepast op de behoefte van het dier
Om deze te maken moet je weten wat een dier doet op een dag
Kan via tabellen of een computersysteem
Rantsoen is vaak meerdere voersoorten.
Cavia krijgt brokjes, hooi en wortels
Pony's krijgen muesli en hooi
Je moet altijd kijken naar eiwit & energie dat jou dier nodig heeft.
Voor gezelschapsdieren kun je vaak op de zak kijken
Voor productiedieren kun je een tabel aflezen
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Wegen & meten
Je moet voor een rantsoen verschillende voedingsmiddelen wegen
Deze zijn niet allemaal hetzelfde
Belangrijk is hierbij dat je dit rijtje kent:
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Voer berekenen
Voer wordt altijd per KG/LG uitgerekend
KG = kilogram
LG = lichaamsgewicht
Dus we rekenen per kilogram lichaamsgewicht uit
Slide 17 - Tekstslide
Hoe?
Voorbeeld!
Hond Pluis weegt 3 kilo.
Per kilo lichaamsgewicht, moet hij 45 gram brokken krijgen.
3 (lichaamsgewicht) x 45 (gram brokjes) = 135 gram per dag
Slide 18 - Tekstslide
Voer berekenen! Kat Felix weegt 1 kilo, per kilo lichaamsgewicht krijgt hij 30 gram brokjes. Hoeveel gram moet Felix krijgen?
A
25 gram
B
30 gram
C
40 gram
D
3 gram
Slide 19 - Quizvraag
Voer berekenen! Konijn Sir Pluizenbal weegt 1.8 kilo. Per kilo lichaamsgewicht moet hij 22 gram brokjes krijgen. Hoeveel gram brokjes heeft Sir Pluizenbal nodig per dag? SCHRIJF JE BEREKENING OP