Biologie 5.4

Biologie 5.4
Planten leggen energie vast
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Biologie 5.4
Planten leggen energie vast

Slide 1 - Tekstslide

1a. Welke stof maakt een plant niet van glucose uit de fotosynthese?
A
Cellulose
B
Vetten
C
Mineralen
D
Zetmeel

Slide 2 - Quizvraag

1b. Hoe heet het proces waarbij de plant van glucose andere organische stoffen maakt?
A
Voortgezette assimilatie
B
Assimilatie
C
Fotosynthese
D
Voortgezette fotosynthese

Slide 3 - Quizvraag

1c. Vindt voortgezette assimilatie ook plaats in een menselijk lichaam?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Ligt toe hoe voortgezette assimilatie plaatsvindt in het menselijk lichaam

Slide 5 - Tekstslide

3. Coloradokevers eten de bladeren van aardappelplanten. Licht toe dat hierdoor de opbrengst aan aardappelen afneemt

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

4. Huidmondjes kunnen open (1) of dicht (2) zijn. Dit hangt af van de hoeveelheid water in de sluitcellen van de huidmondjes. Is er veel water in de sluitcellen, dan staan de huidmondjes open.
Hangt de snelheid waarmee de plant groeit af van de grootte van de opening van de huidmondjes?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Huidmondje zitten vaak aan de onderkant van het blad omdat het water dan minder snel door de huidmondjes verdampt.

Slide 9 - Tekstslide

4. Waarom hangt de snelheid dat een plant kan groeien af van grootte van de opening van de huidmondjes?

Slide 10 - Open vraag

Waarom hangt de snelheid dat een plant kan groeien af van grootte van de opening van de huidmondjes?
Wanneer huidmondjes open staan, kan er meer CO2 naar binnen diffunderen. Bij meer CO2 is er meer fotosynthese en daardoor meer groei mogelijk,

Slide 11 - Tekstslide

Voor het maken van chlorofyl is magnesium nodig. Leg uit hoe en gebrek aan magnesium in de bodem de beperkende factor voor fotosynthese kan zijn

Slide 12 - Open vraag

Leg uit hoe en gebrek aan magnesium in de bodem de beperkende factor voor fotosynthese kan zijn
Bij te weinig magnesium ontstaat er te weinig chlorofyl (bladgroen). Zelfs bij een juiste temperatuur, voldoende koolstofdioxide en genoeg licht, kan er dan toch minder fotosynthese plaatsvinden. De beperkende factor is dus een tekort aan chlorofyl en dat is weer ontstaan door te weinig magnesium.

Slide 13 - Tekstslide

Alles wat de plant aan glucose maakt bij de fotosynthese
Hoeveelheid glucose wat nodig is voor dissimilatie min de totale hoeveelheid glucose die een plant produceert
Bruto productie
Netto productie

Slide 14 - Sleepvraag

8c. De hoeveelheid CO2 bij het compensatiepunt die een plant bij de dissimilatie vormt, is
A
Groter dan de hoeveelheid die de plant gebruikt bij de fotosynthese
B
Kleiner dan de hoeveelheid die de plant gebruikt bij de fotosynthese
C
Gelijk aan de hoeveelheid die de plant gebruikt bij de fotosynthese

Slide 15 - Quizvraag

10a. Hoeveel glucose gebruiken de planten voor de dissimilatie gedurende 1 uur?
A
-5 kg/ha
B
0 kg/ha
C
5 kg/ha
D
22 kg/ha

Slide 16 - Quizvraag

10b. Hoeveel glucose maken de planten van 7 tot 10 uur 's morgens?
A
5 kg/ha
B
20 kg/ha
C
46 kg/ha
D
61 kg/ha

Slide 17 - Quizvraag

10c. Wat betekent het dat de staven van 5 tot 21 uur deels roodgroen zijn gearceerd?
A
Hier vindt alleen dissimilatie plaats
B
Hier vindt alleen fotosynthese plaats
C
Hier vindt zowel dissimilatie als fotosynthese plaats
D
Dit ziet er mooier uit

Slide 18 - Quizvraag

11. Een plant neemt in het licht 6 mg CO2 per uur op. 's Nachts geeft hij 3 mg CO2 per uur af. Hoeveel CO2 gebruikt deze plant werkelijk per uur voor de fotosynthese?
A
3 mg
B
6 mg
C
9 mg
D
12 mg

Slide 19 - Quizvraag

Gijs belicht een plant met verschillend aantal lampen van gelijke sterkte. Hij bepaalt de hoeveelheid CO2 die de bladeren van de plant in- of uitgaan. De resultaten staan in dit diagram. 
De volgende vragen gaan hierover.

Slide 20 - Tekstslide

12a. Vul in:
Door glucose te verbranden maakt de plant ... CO2 eenheden.
A
-18
B
0
C
18
D
20

Slide 21 - Quizvraag

12b. Vul in:
Het compensatiepunt ligt bij een belichting met ... lampen.
A
0
B
3
C
7
D
7 of meer

Slide 22 - Quizvraag

12c. Vul in:
De maximale fotosynthese bereikt de plant bij een belichting met ... lampen.
A
0
B
3
C
7
D
7 of meer

Slide 23 - Quizvraag

12d. Vul in:
De maximale nettoproductie heeft de plant bij een belichting met ... lampen.
A
0
B
3
C
7
D
7 of meer

Slide 24 - Quizvraag

In de vorige vraag was te zien dat de netto productie van en plant het grootst is met veel lampen. Dit is de reden dat planten naar het licht groeien. Ze kunnen zelf immers niet lopen.

Slide 25 - Tekstslide

12e. Vul in:
Bij een belichting met één lamp is de dissimilatie ... dan de fotosynthese
A
Kleiner
B
Gelijk aan
C
Groter

Slide 26 - Quizvraag