4 Talent 1.3 Lezen les 2

Lezen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen

Slide 1 - Tekstslide

3hv Lezen 1.3 les 2

Slide 2 - Tekstslide

terugblik vorige les (opdr 2c)
In de leertekst staan vier manieren waarop een artikel uitleg kan geven.
  •  een verschijnsel verklaren
  •  een vraag beantwoorden
  •  oorzaken en gevolgen van een probleem behandelen
  •  een onderzoek bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik opdr 2c
Vragen waarmee je de hoofdzaken vindt:
Verklaring geven van een verschijnsel
• Welk verschijnsel wordt behandeld?
• Welke verklaring(en) geeft de schrijver voor het verschijnsel?
Antwoord geven op een feitelijke vraag
• Wat is de vraag die moet worden beantwoord?
• Wat is het antwoord van de schrijver op de vraag?

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik opdr 2c
Vragen waarmee je de hoofdzaken vindt:
Oorzaken en gevolgen van een probleem behandelen
• Wat is het probleem dat wordt behandeld?
• Wat is (wat zijn) de oplossing(en) voor het probleem?
• Wat zijn de oorzaken en wat zijn de gevolgen van het probleem?
Uitleg geven over de inhoud en resultaten van een onderzoek
• Wat is het onderwerp van het onderzoek?
• Hoe is het onderzoek uitgevoerd?
• Wat zijn de resultaten van het onderzoek?

Slide 5 - Tekstslide

let op, alleen VWO: Terugblik opdr 2x
Vragen waarmee je de hoofdzaken vindt:
ontwikkeling of verandering van een verschijnsel beschrijven in verschillende perioden
• Wat wordt beschreven? Of: welke ontwikkeling wordt beschreven?
• Hoe was het vroeger?
• Hoe is het nu?

Slide 6 - Tekstslide

Zijn er nog vragen over het huiswerk?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is ook alweer een tekstverband?

Slide 8 - Open vraag

Welke tekstverbanden hebben we vorig jaar geleerd?

Slide 9 - Open vraag

Tekstverbanden blz. 31 (v:33)

  • opsommend
  • tijdsvolgend
  • tegenstellend
  • uitleggend (voorbeeld)
  • redengevend




  • concluderend
  • vergelijkend
  • samenvattend
  • oorzaak/gevolg
  • middel/doel
  • voorwaardelijk

Slide 10 - Tekstslide

Wat is ook alweer een signaalwoord?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het verband in deze zin:
Jesse houdt zowel van skaten als van freerunnen.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
vergelijkend
D
middel/doel

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verband in deze zin:
Mourad leent zijn fiets uit aan Masja, want zij heeft een lekke band.
A
opsommend
B
samenvattend
C
redengevend
D
oorzaak/gevolg

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het verband in deze zin:
Masja heeft een lekke band, doordat ze door glasscherven is gereden.
A
opsommend
B
samenvattend
C
redengevend
D
oorzaak/gevolg

Slide 14 - Quizvraag

tekstverbanden
Op bladzijde 31 (33) zie je een overzicht met bijbehorende signaalwoorden. 

Signaalwoorden helpen je om een tekst te begrijpen en om een goed leesbare tekst te schrijven.
(Je hoeft dit dus niet op te kunnen dreunen, maar wel herkennen in een tekst.)

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen 1.3 Lezen

Havo:
opdracht 15, 16, 17
Vwo:
opdracht 12, 13, 15
De volgende les is op vrijdag.

Leer welke tekstverbanden er bestaan en wat voor signaalwoorden erbij passen. (Je hoeft ze niet te kunnen opdreunen, maar je moet ze leren herkennen.)

Slide 16 - Tekstslide

Alineaopbouw blz. 28 (v:30)
In bijna elke alinea staat een kernzin, met daarin de belangrijkste informatie. De rest is uitleg. (kernzin kan een vraag zijn)
- Eerste zin en dan uitleg.
- Tweede (soms derde) zin, dan uitleg. Bij een inleidende of verbindende overgangszin.
- Laatste zin. Als de alinea naar een conclusie toewerkt.

Slide 17 - Tekstslide

Functies van inleiding en
  • onderwerp noemen
  • aanleiding noemen
  • centrale vraag stellen
  • mening geven
  • samenvatting 
  • perso(o)n(en) introduceren
slot blz. 29 (v:31)
  • conclusie / samenvatting
  • advies / waarschuwing
  • toekomstverwachting uitspreken

Slide 18 - Tekstslide

Een artikel / uiteenzetting blz. 23 (v: 25)
Bevat objectieve informatie
Geeft uitleg over een onderwerp (structuren:)
  • Een verklaring van een verschijnsel
  • Een antwoord op een feitelijke vraag
  • oorzaken en gevolgen van een probleem behandelen
  • Uitleg geven over de inhoud/ resultaten van een onderzoek
  • (vwo) ontwikkeling/verandering van een verschijnsel (tijd)

Slide 19 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte blz. 25 (v: 27)
Onderwerp: waar een tekst over gaat. Een of enkele woorden.
Hoofdgedachte: Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt. In een of twee zinnen.

De formulering van de hoofdgedachte verschilt per tekstsoort. Zie leertekst op blz. 25 (vwo: 27) Informatieve versus betogende tekst.

Slide 20 - Tekstslide

Alineaopbouw blz. 28 (v:30)
In bijna elke alinea staat een kernzin, met daarin de belangrijkste informatie. De rest is uitleg. (kernzin kan een vraag zijn)
- Eerste zin en dan uitleg.
- Tweede (soms derde) zin, dan uitleg. Bij een inleidende of verbindende overgangszin.
- Laatste zin. Als de alinea naar een conclusie toewerkt.

Slide 21 - Tekstslide