Lezen 1.3 herhaling tot nu toe

Lezen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lezen paragraaf 1.3
Herhaling theorie

Slide 2 - Tekstslide

Een artikel / uiteenzetting blz. 23 (v: 25)
Bevat objectieve informatie
Geeft uitleg over een onderwerp (structuren:)
  • Een verklaring van een verschijnsel
  • Een antwoord op een feitelijke vraag
  • oorzaken en gevolgen van een probleem behandelen
  • Uitleg geven over de inhoud/ resultaten van een onderzoek
  • (vwo) ontwikkeling/verandering van een verschijnsel (tijd)

Slide 3 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte blz. 25 (v: 27)
Onderwerp: waar een tekst over gaat. Een of enkele woorden.
Hoofdgedachte: Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt. In een of twee zinnen.

De formulering van de hoofdgedachte verschilt per tekstsoort. Zie leertekst op blz. 25 (vwo: 27) Informatieve versus betogende tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Opbouw alinea
Kernzin
- eerste zin, daarna toelichting
- tweede zin, daarna toelichting, begint met een inleidende zin.
- laatste zin, toegewerkt naar een conclusie

Slide 5 - Tekstslide

Functies inleiding
het onderwerp noemen of beschrijven;
• de aanleiding noemen, aangeven waarom de tekst is geschreven;
• de centrale vraag stellen, die later in de tekst wordt beantwoord;
• de mening van de schrijver geven; de argumenten volgen in de kern;
• een samenvatting van de inhoud geven; in de rest van de tekst
volgen bijzonderheden;
• een persoon of personen introduceren.

Slide 6 - Tekstslide

Functies slot
• een conclusie of een samenvatting van de inhoud geven;
• een advies of een waarschuwing geven;
• een toekomstverwachting uitspreken.

Slide 7 - Tekstslide

Functies van inleiding en
  • onderwerp noemen
  • aanleiding noemen
  • centrale vraag stellen
  • mening geven
  • samenvatting 
  • perso(o)n(en) introduceren
slot blz. 29 (v:31)
  • conclusie / samenvatting
  • advies / waarschuwing
  • toekomstverwachting uitspreken

Slide 8 - Tekstslide

In welke drie delen kan een tekst opgebouwd zijn?

Slide 9 - Open vraag

De meeste teksten beginnen met een inleiding.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Elke tekst heeft een slot.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

'Een tekst bestaat uit drie delen' is hetzelfde als 'een tekst bestaat uit drie alinea's'.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel.
Amuseren
Informeren
overtuigen
Activeren
Reclamefolder
Stripverhaal
Oproep lid te worden
Handleiding
nieuwsbericht
Recept
klachtenbrief
poster
roman
ingezonden brief
Verslag
essay

Slide 14 - Sleepvraag

Tekstsoort en tekstvorm

Slide 15 - Tekstslide

Theorie (tekstopbouw)


Inleiding: 
Is meestal kort. Informatie waaruit je het onderwerp kunt afleiden. Het onderwerp wordt geïntroduceerd.
Kern: 
Informatie over het onderwerp. Verschillende kanten van het onderwerp worden besproken. De informatie is 'nieuw'.
Slot
Bezit vaak een samenvatting of een conclusie. Er staat GEEN nieuwe informatie in.

Slide 16 - Tekstslide

Welk deel van de tekst bevat meestal de meeste alinea's?
A
de inleiding
B
de kern
C
het slot

Slide 17 - Quizvraag

In welk deel van de tekst staat GEEN nieuwe informatie?
A
de inleiding
B
de kern
C
het slot

Slide 18 - Quizvraag

Opbouw van een alinea
Een alinea heeft ook een duidelijke opbouw. 
- Kernzin
De zin met de belangrijkste informatie van de alinea.
- Toelichting
De rest van de alinea. Meestal staat hier een uitleg of een voorbeeld. 

Slide 19 - Tekstslide

Opbouw alinea
Kernzin
toelichting/ uitleg
Spanning kan verschillende oorzaken hebben.
Oorzaken worden genoemd.

Slide 20 - Tekstslide

Opbouw van een alinea

Slide 21 - Tekstslide

Alineaopbouw blz. 28 (v:30)
In bijna elke alinea staat een kernzin, met daarin de belangrijkste informatie. De rest is uitleg. (kernzin kan een vraag zijn)
- Eerste zin en dan uitleg.
- Tweede (soms derde) zin, dan uitleg. Bij een inleidende of verbindende overgangszin.
- Laatste zin. Als de alinea naar een conclusie toewerkt.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de kernzin in de volgende alinea?
De angst voor spinnen heet ook wel spinfobie. Het is een vrees die bij heel veel mensen voorkomt, maar die we eigenlijk nooit behandelen. De meeste mensen vinden dat niet nodig; ze hebben er immers niet veel last van.
A
Zin 1
B
Zin 2
C
Zin 3

Slide 23 - Quizvraag

tekstverbanden
Op bladzijde 31 (33) zie je een overzicht met bijbehorende signaalwoorden. 

Signaalwoorden helpen je om een tekst te begrijpen en om een goed leesbare tekst te schrijven.
(Je hoeft dit dus niet op te kunnen dreunen, maar wel herkennen in een tekst.)

Slide 24 - Tekstslide

achterin het boek!

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het verband in deze zin:
Jesse houdt zowel van skaten als van freerunnen.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
vergelijkend
D
middel/doel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het verband in deze zin:
Mourad leent zijn fiets uit aan Masja, want zij heeft een lekke band.
A
opsommend
B
samenvattend
C
redengevend
D
oorzaak/gevolg

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het verband in deze zin:
Masja heeft een lekke band, doordat ze door glasscherven is gereden.
A
opsommend
B
samenvattend
C
redengevend
D
oorzaak/gevolg

Slide 28 - Quizvraag

Nu doen:
1. Maak eerst opdracht 17 op blz. 36, je mag dit in tweetallen doen, overleg fluisterend.
2. Maak daarna opdracht 18 tot en met 22. Wees volledig in je antwoorden. Schrijf hoofdletters en punten. Denk aan je spelling. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide