1HVc - Lezen H3 deel 3

Welkom bij Nederlands!
Pak je leesboek. 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Pak je leesboek. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhalen H3 Lezen
  • Opdrachten bespreken
  • Start H4 Lezen

Donderdag: brief schrijven voor een cijfer! 

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdgedachte

De hoofdgedachte van een tekst is één zin die het belangrijkste samenvat wat er over het onderwerp gezegd wordt.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind ik de hoofdgedachte?
  1. Bepaal wat het onderwerp is;
  2. Je leest de tekst precies ;
  3. Vaak staat de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot, maar soms moet je hem zelf formuleren.

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken opdrachten
Opdracht 2 en 4 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2, belangrijkste vragen
1. Wat is het onderwerp van de tekst? 
3. Waarom is alinea 1 een goede inleiding?
6. Wat betekenen de woorden?
10. Welke redenen worden genoemd om bij Jona "een liefdevolle herinnering" te boeken (al. 5/ 6)?
11. Wat mag er allemaal bij Jona? (al. 6)
12. Wat is de hoofdgedachte? 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2, belangrijkste vragen
1. een eendagshuwelijk / eendagshuwelijken
3. Het onderwerp wordt duidelijk en je wordt nieuwsgierig gemaakt.
10. in alinea 5: (1) als feestelijke ‘herhaling’ van hun echte huwelijk op het gemeentehuis; in alinea 6: (2) voor de lol; (3) als verrassing voor je geliefde; (4) als oefening voor later 
11. (1) Iedereen mag met elkaar trouwen. (2) Leeftijd doet er niet toe. (3) Je mag trouwen met je huisdier. (4) Je mag trouwen met een voorwerp, bijvoorbeeld een kunstwerk. 
12. A

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 4, belangrijkste vragen
2. Op welke manier word je nieuwsgierig gemaakt?
3. Wat betekenen de woorden?
5. Wat betekent 'liefde staat boven de wet'?
8. Uit welke alinea(s) bestaat het slot van de tekst?
9. Wat is de hoofdgedachte?

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 4, belangrijkste vragen
2. Hij stelt vragen waarop je als lezer antwoord wilt hebben.
5. dat hij liefde belangrijker vond dan de wet
8. Het slot van de tekst bestaat uit alinea 6 (hier wordt samengevat)
9. C

Slide 9 - Tekstslide

Klaar met hoofdstuk 3!
Op naar hoofdstuk 4

Slide 10 - Tekstslide

Lees de volgende zinnen
1. Johan gaat naar school. Hij pakt zijn tas. Hij loopt naar de bus. De bus komt te laat. Hij stapt in. Hij stapt bij school uit. Hij rent naar het lokaal.

2. Johan gaat naar school. Hij pakt zijn tas en loopt vervolgens naar de bus. De bus komt te laat, maar hij stapt toch in. Daarna stapt hij bij school uit en rent naar het lokaal.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is er fout? 

Slide 12 - Tekstslide

Theorie H4 - maak aantekeningen!
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Die samenhang heet het verband in de tekst. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen. Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden. 

Slide 13 - Tekstslide

Tekstverband
Signaalwoord 
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde. 
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort, ook jaartallen en data.
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd. 
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen... (maar), liggende streepjes (-), getallen (1,2 etc) en dots 
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd. 
Maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant. 
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld. 
Bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoe noemen we dit tekstverband? 

Slide 15 - Tekstslide

Hoe noemen we dit tekstverband? 

Slide 16 - Tekstslide

Welk  tekstverband staat er in deze tekst? 

Slide 17 - Tekstslide

Welk  tekstverband staat er in deze tekst? 

Slide 18 - Tekstslide

Welk  tekstverband staat er in deze tekst? 

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 van Lezen H4 (blz 103).

Slide 20 - Tekstslide