Adjectives 2BA

Adjectives
Bekijk het filmpje op Stepping Stones nog een keer. 
Chapter 3.
Grammar 5.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Adjectives
Bekijk het filmpje op Stepping Stones nog een keer. 
Chapter 3.
Grammar 5.

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al ? 
Een Engelse zin is altijd opgedeeld op dezelfde woordvolgorde:  
Wie doet wat wanneer

Slide 2 - Tekstslide

Adjective.
Je kunt een adjective aan een zin toevoegen. 
Een adjective is een bijvoegelijk naamwoord, het zegt iets over het zelfstandig naamwoord. 
Je zet de Adjective voor het zelfstandig naamwoord. 

Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Dat klinkt ingewikkeld!
In het Nederlands is een zelfstandig naamwoord een woord waar je de, het of een voor kan zetten. 
Bijvoorbeeld: De jurk, het huis, een brood. 
De lidwoorden in het engels zijn: 
a, an, the
A dress, an apple, the box

Slide 4 - Tekstslide

Adjective in de zin
Een Adjective zet je voor het zelfstandig naam woord
Voorbeeld zin: 
He bought  jeans. 
Voorbeeld zin met adjective: 
He bought new jeans.
New zegt iets over jeans. 

Slide 5 - Tekstslide

Adjective in de zin
Soms zet je een adjective achter een werkwoord. 
Dit kan bij de werkwoorden: look, seem, be, appear. 
In dat geval geeft een adjective meer informatie over het onderwerp van de zin. Het onderwerp in de ze in is altijd wie. 
I am focussed on learning.
You seem curious about that. 

Slide 6 - Tekstslide

Nog wat voorbeeld zinnen
Zonder adjective
met adjective
I like this dress
I like this green dress
He has made a cake
He has made a perfect cake
We ate candy
We ate sour candy
They drank coffee
They drank hot coffee
Anouk plays a game
Anouk play a silly game

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk: 
Paragraaf E t/m opdracht 35 a 

Slide 8 - Tekstslide

Tijd voor een kleine quiz
Om te kijken of we het allemaal snappen :).

Slide 9 - Tekstslide

Zit er in de zin een adjective? 

Slide 10 - Tekstslide

I like pink cotton candy
A
yes
B
no

Slide 11 - Quizvraag

He has written a letter
A
yes
B
no

Slide 12 - Quizvraag

My dad has brown shoes
A
yes
B
no

Slide 13 - Quizvraag

My mom has a beautiful necklace
A
yes
B
no

Slide 14 - Quizvraag

My sister is young
A
yes
B
no

Slide 15 - Quizvraag

I like to ride my blue bike
A
yes
B
no

Slide 16 - Quizvraag

Ik snap adjectives nu beter.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Zijn er nog vragen? 

Slide 18 - Tekstslide