E writing & grammar

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

What are we going to learn today?
  • Goals
  • Uitleg
  • E writing & grammar
  • Google classroom

Slide 2 - Tekstslide

Goals
At the end of the lesson, you will have better knowledge about:
  1.  adjectives

Slide 3 - Tekstslide

Adjective

Slide 4 - Tekstslide

Adjective
Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.


He - watched - a film - on television - last weekend.
Wie    doet           wat              waar                wanneer

Slide 5 - Tekstslide

Adjective 
Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord (noun). 

Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.


He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 6 - Tekstslide

Adjective in de zin
Een Adjective zet je voor het zelfstandig naam woord

He bought  jeans. 

+  adjective: 
He bought new jeans.
New zegt iets over??


Slide 7 - Tekstslide

Adjective
Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp. 

Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.


She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.

Slide 8 - Tekstslide

Een Adjective is een...
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoegelijk naamwoord
D
Onderwerp

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de adjective
A
Work
B
Woman
C
Joke
D
Bad

Slide 10 - Quizvraag

Which is the adjective?
A
Beautiful
B
Well
C
Normally
D
Wonderfully

Slide 11 - Quizvraag

NOUN of ADJECTIVE?
beautiful
A
noun
B
adjective

Slide 12 - Quizvraag

NOUN of ADJECTIVE?
house
A
noun
B
adjective

Slide 13 - Quizvraag

NOUN of ADJECTIVE?
Anita
A
noun
B
adjective

Slide 14 - Quizvraag

NOUN of ADJECTIVE?
water
A
noun
B
adjective

Slide 15 - Quizvraag

NOUN of ADJECTIVE?
colorful
A
noun
B
adjective

Slide 16 - Quizvraag

NOUN of ADJECTIVE?
friendly
A
noun
B
adjective

Slide 17 - Quizvraag

NOUN of ADJECTIVE?
loud
A
noun
B
adjective

Slide 18 - Quizvraag

E Writing & Grammar
Online boek: E writing & grammar
Exercises: 32,33,34,35,36,37A
How? first 8 minutes individually
Time?  minutes
Finished? Study for SO 1

Slide 19 - Tekstslide