- Zet een komma tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en).
Merle bestelde soep, spareribs, een toetje en een glas cola.
'
- Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
Als ik morgen nog ziek ben, meld ik me af voor de toets.
- Zet een komma voor voegwoorden als: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat. Let op: bij de voegwoorden en en of gebruik je bijna nooit een komma.
We gaan met de bus naar school, omdat het regent.
Ik stuur je via WhatsApp een foto en ik mail jou de andere informatie.