Aantekening Spelling § 3 blz. 228
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken. Je zet bijvoorbeeld een punt aan het einde van een zin.
Naast punten, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens, bijvoorbeeld de komma. Met komma’s laat je zien hoe een zin in elkaar zit.
Zo gebruik je komma’s:
*Zet een komma tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en).
Merle bestelde soep, spareribs, een toetje en een glas cola.
*Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
Als ik morgen nog ziek ben, meld ik me af voor de toets.
*Zet een komma voor voegwoorden als: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat.
Let op: bij de voegwoorden en en of gebruik je bijna nooit een komma.