Module 3 3.1

Op de volgende twee marktvormen kunnen de producten heterogeen zijn:
A
volkomen concurrentie en oligopolie
B
volkomen concurrentie en monopolistische concurrentie
C
monopolistische concurrentie en oligopolie
D
volkomen concurrentie en monopolie
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Op de volgende twee marktvormen kunnen de producten heterogeen zijn:
A
volkomen concurrentie en oligopolie
B
volkomen concurrentie en monopolistische concurrentie
C
monopolistische concurrentie en oligopolie
D
volkomen concurrentie en monopolie

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde, als de marktvormen worden gerangschikt naar de macht van een individuele aanbieder op de markt (van veel naar weinig)
A
Monopolie - monopolistische concurrentie - oligopolie - volkomen concurrentie
B
Monopolie - volkomen concurrentie - oligopolie - monopolistische concurrentie
C
Monopolistische concurrentie - monopolie - oligopolie - volkomen concurrentie
D
Monopolie - oligopolie - monopolistische concurrentie - volkomen concurrentie

Slide 2 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat vrijemarktwerking is, wat positieve en negatieve externe effecten zijn en waarom de overheid bij marktfalen ingrijpt.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van jouw consumpties?
Gevolgen van de consumptie die niet in de prijs een product worden meegenomen maar wel de welvaart van andere beïnvloeden noemen we externe effecten
Positieve externe effecten
Negatieve externe effecten

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Marktfalen
De overheid grijpt om verschillende redenen in in het marktproces, bijvoorbeeld omdat ze de prijzen te hoog of te laag vindt of omdat er sprake is van marktfalen, zoals bij externe effecten en collectieve goederen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

De rol van de overheid
Waarom bemoeit de overheid zich soms met de markt?

Kernwoorden:
- marktfalen
- negatieve externe effecten
- positieve externe effecten

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet wordt betaald
B
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet hoeft te worden betaald
C
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden en buiten plaatsvinden
D
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waar je niets aan kan doen

Slide 10 - Quizvraag

Bij negatieve externe effecten zijn niet alle externe kosten in de prijs opgenomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Wyona gaat kijken naar een voetbalwedstrijd tussen Ajax en Feyenoord. Ajax wint en er ontstaat een rel. Feyenoordsupporters maken de tribunes kapot en steken vuurwerk af. Dit is een voorbeeld van:
A
Positieve externe effecten
B
Negatieve externe effecten
C
Economische effecten
D
Sociale normen

Slide 12 - Quizvraag

Wat kan een reden zijn waarom de overheid ingrijpt in de economie?
A
Martkfalen voorkomen
B
Winst maken
C
Belasting verminderen
D
Negatieve externe effecten versterken

Slide 13 - Quizvraag

Een inkrimping van Schiphol kan zowel positieve als negatieve externe effecten hebben. Twee uitspraken:
I. Een negatief extern effect is dat Schiphol minder omzet zal maken.
II. Een postief extern effect is dat omwonenden minder last van lawaai zullen hebben.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is juist
D
Beide zijn goed

Slide 14 - Quizvraag

Wat wil de overheid bereiken als zij door een ingreep in de markt de aanbodlijn van B naar A wil laten verschuiven?
A
Het beperken van externe effecten
B
het stimuleren van externe effecten

Slide 15 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat vrijemarktwerking is, wat positieve en negatieve externe effecten zijn en waarom de overheid bij marktfalen ingrijpt.

Slide 16 - Tekstslide

In welke mate zijn de lesdoelen behaalt?
0100

Slide 17 - Poll

Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?

Slide 18 - Open vraag

Huiswerk
Digitaal maken module 3 hoofdstuk 3 vraag 1 t/m 11

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video