In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
SO Arm & Rijk H2
K
L
I
M
A
A
T
Slide 1 - Tekstslide
proeftoets Klimaatvraagstukken
Dit is een openboek SO. Je mag je leerboek gebruiken, maar probeer zoveel vragen zelf te beantwoorden.
Het SO bestaat uit 30 vragen
Als je klaar bent, werk dan verder vanuit je boek
Succes!
Slide 2 - Tekstslide
In de atmosfeer zitten meerdere gassen. Welk gas vertegenwoordigt het grootste deel?
A
Zuurstof (O2)
B
Stikstof (N2)
C
Waterdamp
D
Koolstofdioxide (CO-2)
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de definitie van weer?
Slide 4 - Open vraag
Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
Slide 5 - Open vraag
Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?
A
Je meet de warmte, neerslag en de wind
B
Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar
C
Je meet het weer over lange tijd
D
Je kijkt naar de zomer- en wintertemperauur
Slide 6 - Quizvraag
Wat meet je als je het weer wilt bepalen?
A
Warmte en de kou
B
Temperatuur, neerslag en wind
C
Hoeveel graden het is over lange tijd
D
Warmte en de temperatuur
Slide 7 - Quizvraag
Welke vier factoren zijn van invloed op de temperatuur?
Slide 8 - Open vraag
Wat gebeurt er met de temperatuur naarmate je op hoge breedte komt?
A
Blijft gelijk
B
Het wordt warmer
C
Het wordt kouder
Slide 9 - Quizvraag
Op hoge breedte is het kouder ...
A
doordat de zonnestralen onder een grotere hoek invallen
B
het kouder omdat met omdat met elke 1000 m stijging de temperatuur met 6 graden afneemt
C
omdat daar de lucht ijler is
D
het kouder doordat de zonnestralen onder een kleinere hoek invallen
Slide 10 - Quizvraag
Het subtropisch maximum ligt op ...
A
O graden breedte
B
30 graden breedte
C
60 graden breedte
D
go graden breedte
Slide 11 - Quizvraag
Hoe noemen we de regens in de buurt van de evenaar?
A
Stuwingsneerslag
B
Stijgingsneerslag
C
Frontale neerslag
Slide 12 - Quizvraag
In welke maand staat het noordelijke halfrond dichter bij de zon?
A
maart
B
juni
C
september
D
december
Slide 13 - Quizvraag
Op 21 december staat de noordpool het ........ bij de zon vandaan.
A
verst
B
dichts
Slide 14 - Quizvraag
Sleep de begrippen op de juiste plaats!
Stuwings regen
Regen schaduw
Slide 15 - Sleepvraag
Welke uitspraak is juist?
A
Hoe hoger hoe kouder
B
Hoe hoger de breedtegraad, hoe warmer het is.
C
Hoe verder van de evenaar, hoe warmer het is.
D
Hoe lager de breedtegraad, hoe kouder het is.
Slide 16 - Quizvraag
Hoeveel graad is op de Himalaya op 5000m hoogte, als in de dal op 1000m 10°C is?
A
-1 °C
B
-20 °C
C
-5 °C
D
-14 °C
Slide 17 - Quizvraag
Het albedo van een .... landschap is het grootst
A
gras
B
Bos
C
Woestijn
D
IJs en sneeuw
Slide 18 - Quizvraag
Zonder broeikasgassen is het -18 graden op aarde. Over welk effect gaat het hier?
A
broeikaseffect
B
klimaatverandering
C
natuurlijk broeikaseffect
D
versterkt broeikaseffect
Slide 19 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. Langgolvige straling geabsorbeerd door de atmosfeer wordt ook wel het broeikaseffect genoemd 2. Het versterkte broeikaseffect wordt door de mens veroorzaakt
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist
Slide 20 - Quizvraag
Welke klimaat factor is afgebeeld?
A
Breedte ligging
B
Ligging ten opzichte van het water
C
Wind
D
Zeestromen
Slide 21 - Quizvraag
De werking van de diepwaterpomp heeft te maken met ...
A
de ITCZ
B
de Wet van Buys Ballot
C
de thermohaliene circulatie
D
de atmosferische circulatie
Slide 22 - Quizvraag
90o NB
600 NB
30o NB
0o
Lagedrukgebied
hogedrukgebied
Slide 23 - Sleepvraag
Wat hoort waar bij. Sleep de zinnen naar de juiste afbeelding.
lagedrukgebied
hogedrukgebied
weinig neerslag
veel neerslag
stijgende lucht
dalende lucht
Slide 24 - Sleepvraag
Lucht stroomt altijd van
A
noord naar zuid
B
zuid naar noord
C
hoge luchtdruk naar lage luchtdruk
D
lage lucht druk naar hoge luchtdruk
Slide 25 - Quizvraag
Welke van de onderstaande zinnen is geen wet van Buys Ballot?
A
Warme lucht stijgt op
B
Lucht stroomt van gebieden met een hoge druk naar gebieden met een lage druk
C
De wind krijgt op het NH een afwijking naar rechts en op het ZH naar links
Slide 26 - Quizvraag
Het corioliseffect is een ander woord voor ...
A
ITCZ
B
de wet van Buys Ballot
C
de thermohaliene circulatie
D
de atmosferische circulatie
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de relatie tussen Lage Luchtdruk en ITCZ?
Slide 28 - Open vraag
De moesson is een halfjaarlijkse wisselende wind.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Rechts = natte moesson op NH
B
Rechts = natte moesson op ZH
C
Rechts = natte passaat op NH
D
Rechts = droge passaat op NH
Slide 30 - Quizvraag
Op de afbeelding zie je de situatie tijdens een ...