Proeftoets Nederlands voor toetsweek feb 2024

Proeftoets Nederlands voor toetsweek feb 2024
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Proeftoets Nederlands voor toetsweek feb 2024

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent 'chronisch'?
A
kortstondig
B
juichend
C
langdurig
D
bedreven

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent 'sarcastisch'?
A
triomfantelijk
B
spottend
C
tweedehands
D
het niet zo nauw nemen

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent 'nauwgezet'?
A
ontmoedigend
B
bedreven
C
voortdurend
D
zorgvuldig

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent 'het niet zo nauw nemen met'?
A
nauwkeurig zijn
B
eigenaardig zijn
C
tegenhouden van
D
niet zo precies zijn met

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent 'prefereren'?
A
de voorkeur geven aan
B
ontmoedigen
C
een beetje verzetten
D
last hebben van

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent ' vintage'?
A
gemeen
B
tweedehands en weer in de mode
C
bedreven, handig door ervaring
D
langdurig, voortdurend

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent 'triomfantelijk'?
A
het niet zo nauw nemen met
B
juichend, trots
C
tegenhoudend
D
eigenaardig

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent 'geroutineerd'?
A
mankeren aan
B
handig door ervaring
C
tweedehands en weer in de mode
D
last hebben van

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent 'weerhouden'?
A
de voorkeur geven aan
B
tegenhouden
C
last hebben van
D
niet goed zijn in

Slide 10 - Quizvraag

Wie kent die vlogger uit dat grappige filmpje?
wat voor woordsoort is 'grappige'?
A
lidwoord (lw)
B
voorzetsel (vz
C
zelfstandig naamwoord (znw)
D
bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 11 - Quizvraag

Vloggers dragen vaak producten van een bepaald merk.
Wat voor woordsoort is 'vloggers'?
A
bezittelijk voornaamwoord (bzv)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
zelfstandig werkwoord (zww)
D
persoonsvorm (pv)

Slide 12 - Quizvraag

Hoor jij dat voor de eerste keer?
Wat voor woordsoort is ' eerste'?
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
Hoofdtelwoord (htw)
C
rangtelwoord (rtw)
D
voorzetsel (vz)

Slide 13 - Quizvraag

Die wil ik namelijk ook hebben!
Wat voor woordsoort is 'Die'?
A
Vragend voornaamwoord (vrv)
B
aanwijzend voornaamwoord (av)
C
bezittelijk voornaamwoord (bzv)
D
voorzetsel (vz)

Slide 14 - Quizvraag

De kapper kapt knap maar de knecht van de kapper kapt nog knapper dan de kapper/ Hoeveel lidwoorden tel je?
A
drie
B
twee
C
vier
D
geen

Slide 15 - Quizvraag

Op dat moment miste hij vreselijk zijn koptelefoon.
Bijwoordelijke bepalingen?
A
Op dat, miste hij
B
vreselijk, zijn koptelefoon
C
op dat moment, vreselijk
D
moment, hij, vreselijk

Slide 16 - Quizvraag

Zijn vrienden wachtten in het centrum.
Wat is het onderwerp (ow) van de zin?
A
vrienden
B
zijn vrienden
C
wachtten
D
in het centrum

Slide 17 - Quizvraag

In welke tas zat dat ding toch?

Wat is het onderwerp (ow) van de zin?
A
in welke tas
B
zat
C
dat ding
D
toch

Slide 18 - Quizvraag

Chagrijnig liep hij langs de spiegel.

Wat is de persoonsvorm(pv)?
A
chagrijnig
B
liep
C
hij
D
spiegel

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is de juiste spelling?
A
babies
B
babys
C
babie's
D
baby's

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord heeft de juiste spelling?
A
's morgens
B
s' morgens
C
smorgens
D
smorgen's

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord heeft de juiste spelling?
A
mp3-tje
B
mpdrietje
C
mp3'tje
D
mp3tje

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord heeft de juiste spelling?
A
kolonieën
B
koloniën
C
kolonie-en
D
kolonieen

Slide 23 - Quizvraag

Roos en Yuri hebben al 3 maanden niet.....
A
geshopd
B
geshopdt
C
geshopt
D
geshopped

Slide 24 - Quizvraag

Hij heeft dat gisteren .....
A
gefaxd
B
gefaxt
C
gefaxxed
D
gefaxed

Slide 25 - Quizvraag

Die jongens hebben met drie meisjes ....
A
gedated
B
gedatet
C
gedate
D
gedaded

Slide 26 - Quizvraag

We hebben over het parcours ...
A
gecrost
B
gecrosst
C
gecrossed
D
gecrosset

Slide 27 - Quizvraag

En de laatste:

Ze heeft dat programma even ...
A
gesavet
B
gesaved
C
gesavede
D
gesavete

Slide 28 - Quizvraag