Samenvatting hoofdstuk 2

Samenvatting hoofdstuk 2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenvatting hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Een tekst is vaak verdeeld in:

1. een inleiding
2. middenstuk  3.een slot 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een deelonderwerp

Slide 3 - Open vraag

Video bij lezen hoofdstuk 2
Schrijf op:
Wat is globaal lezen?
Wat is zoekend lezen?


Slide 4 - Tekstslide

Een deelonderwerp:  
Verschillende aspecten van het onderwerp worden in het middenstuk besproken. 
Dit noemen we deelonderwerpen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 6 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde


Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm plus de andere werkwoorden in de zin. 
Barbara wil piano leren spelen.  
wg= wil spelen 

Staat 'te'of 'aan het' vóór het 
werkwoord? Dit hoort bij het wg.
Kees ligt in een hangmat te lezen. 
wg= ligt te lezen 


Slide 7 - Tekstslide

Stijn zal de bal gaan stoppen. 
pv=
ow=
wg=
Kars lijkt de bal te raken. 
pv= 
ow= 
wg=
De jongens zijn buiten aan het voetballen.
pv= 
ow= 
wg=
                                        
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Open vraag

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  1. Een bijvoeglijk naamwoord staat meestal vóór een zelfstandig naamwoord.
  2. Staat soms verderop in de zin.
  3. Een bijvoeglijk naamwoord kent de 'trappen van vergelijking'.
  4. Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord, eindigt meestal op -en en heeft géén trappen van vergelijking.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
  • Onregelmatig:
  • Druk - drukker - drukst
  • mooi -
  • goed-
  • veel-
  • weinig -
  • graag -
Oefening trappen van vergelijking regelmatig
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Zwak werkwoord

Slide 13 - Woordweb

Spelling Zwakke werkwoorden
- Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd.     
Enkelvoud: stam.+ de of te:          Meervoud: stam + den of ten

Hele ww:                                enkelvoud v.t.:                                       meervoud v.t.:
sturen
vermoeden
fietsen
hoesten

Slide 14 - Tekstslide

 't (e)x-f(o)ksch(aa)p

Slide 15 - Tekstslide

Spelling Zwakke werkwoorden
Wanneer -te of -de?
-te: Laatste letter van de stam een medeklinker uit 
't (e)x-f(o)ksch(aa)p
Hele ww:                                enkelvoud v.t.:                                       meervoud v.t.:
printen
blaffen
dansen
landen
klagen
smurfen

timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Verwijswoorden
Video-uitleg
Woordgeslacht:
Vrouwelijke of mannelijke woorden: de radio, de dicotheek
Onzijdige woorden:het gevoel, het meisje
Verwijswoorden:
De- woorden: deze en die         Deze radio. Die discotheek.
Het - woorden: dit en dat           Dit gevoel. Dat meisje

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Woordenschat:

Carrière - loopbaan 
Doorbreken - bekend of beroemd worden  
Cliché - dooddoener 
Produceren - voorbrengen  
Feilloos - perfect; zonder fouten 
Kritisch - grondig beoordelend 
Zijn opwachting maken - verschijnen 
Essentieel - van groot belang 
Tot de verbeelding spreken - waarvan je je goed een voorstelling kunt maken 
Imposant -  indrukwekkend 
Prepareerwerk - botten of huiden op de juiste wijze bewaren 
Context - verband 
Sediment -  afzetting van materiaal door wind, water of ijs 

Slide 19 - Tekstslide

Extra oefenen
Maak opdracht 8, bladzijde 250 ( de Bron)

Maak opdracht 4, bladzijde 256
Maak een 


Slide 20 - Tekstslide