Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
CURSUS 5_GRAMMATICA $8
Cursus 6 Formuleren
§3 Verwijswoorden & §4 Trappen van vergelijking
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
17 slides
, met
tekstslides
.
Lesduur is:
80 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Cursus 6 Formuleren
§3 Verwijswoorden & §4 Trappen van vergelijking
Slide 1 - Tekstslide
LEZEN - 15 min
Lees in je boek het vak 'belangrijk'.
Daarna lezen we samen beide teksten op blz 6 en 7
Pak vast je werkboek, schrift en leesboek
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we deze week doen?
Slide 3 - Tekstslide
Na deze les weet je....
Ik kan op de juiste manier verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.
Ik kan trappen van vergelijking goed gebruiken in combinatie met als en dan.
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je al?
Wat is het juiste verwijswoord voor het boek?
A) deze
B) dit
C) die
D) dat
Slide 5 - Tekstslide
Wat weet je al?
Wat is de juiste vorm in deze zin?
Hij is sterker ___ ik.
A) als
B) dan
C) dan dat
D) als dat
Slide 6 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 7 - Link
Woorden
Slide 8 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 9 - Link
Trappen van vergelijking
In het Nederlands kun je bijvoeglijke naamwoorden vergelijken. Dat doen we met de trappen van vergelijking. Er zijn er drie:
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
Slide 10 - Tekstslide
Stellende trap
Dit is de gewone vorm.
Bijvoorbeeld: leuk, snel, groot.
→ ‘Deze film is leuk.’
→ ‘Deze telefoon is groot.’
Slide 11 - Tekstslide
Vergrotende trap
Gebruik je als je twee dingen met elkaar vergelijkt. Je voegt meestal
-er
toe of gebruikt '
meer'
voor langere woorden.
→ ‘Deze film is
leuker
dan die andere.’
→ ‘Deze telefoon is groter dan de vorige.’
Slide 12 - Tekstslide
Overtreffende trap
Gebruik je als iets het meest is van allemaal. Je voegt
-st(e)
toe of
'meest'
voor langere woorden.
→ ‘Dit is de leukste film ooit!’
→ ‘Dit is de meest grootste telefoon ooit.’
Slide 13 - Tekstslide
Let op het gebruik van als en dan:
Je gebruikt ‘
als
’ als de dingen
gelijk zijn.
→ ‘Hij is even snel
als
zij.’
→ ‘Dit boek is net zo interessant
als
dat andere.’
Slide 14 - Tekstslide
Let op het gebruik van als en dan:
Je gebruikt ‘
dan
’ als het
ene meer/minder is dan het andere
.
→ ‘Zij is sneller dan hij.’
→ ‘Deze toets was moeilijker dan die van vorige week.’
❌ ‘Hij is groter
als
mij.’ → ✅ ‘Hij is groter
dan
ik.’
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld
Wat is het werkwoord? (wg)
>> leest
Wie doet iets? (ow)
>> de jongen
Wat is het lijdend voorwerp?
>> een spannend boek
De jongen leest een spannend boek
Slide 16 - Tekstslide
Planning
Slide 17 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Bijzondere trappen van vergelijking
June 2020
- Les met
16 slides
door
Numo
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Numo
Formuleren H5 + H6
May 2022
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
WRE 1TC - Formuleren - Trappen van vergelijking deel 2
December 2023
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
BSR 7/12 1aha Formuleren 6 Trappen van vergelijking 2
December 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
BSR 6/12 1aha Formuleren 6 Trappen van vergelijking
December 2023
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
formuleren herhalen brugklasstof 1-6
April 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
trappen van vergelijking (bij TCA2 thema 2.2)
28 days ago
- Les met
17 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo, b
Leerjaar 1
formuleren
April 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1