4.1 Klassieke school

Theorievorming over straffen
4.1 Klassieke school
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Theorievorming over straffen
4.1 Klassieke school

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Klassieke school
De mens is vrij in het eigen denken en handelen.
>> Dit noemen we een niet-deterministisch mensbeeld.

De mens is vrij om het goede te doen en het kwade te laten. En daarmee is de mens ook verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag.

Slide 3 - Tekstslide

Klassieke school
Rationeel of calculerend
Persoon maakt voordat hij keuze maakt een afweging van de voor- en nadelen van het gedrag.

Dus:            +         vs          -

Slide 4 - Tekstslide

Concluderend: Klassieke school
Een persoon die een misdaad pleegt, doet dit uit vrije wil.

Voordat een persoon crimineel gedrag laat zien, heeft hij dit zorgvuldig afgewogen.

Straf is het nadeel waarmee iemand rekening zal houden, die crimineel gedrag wil gaan vertonen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat kun je doen om ervoor te zorgen dat iemand niet crimineel wordt (bekeken vanuit de klassieke theorie)?
A
Lage straffen
B
Betere opvoeding
C
Hoge straffen
D
Niets

Slide 6 - Quizvraag

Doel van straf volgens Klassieke school
  • Vergelding
= Wraak / kwaad met kwaad vergelden

  • Algemene preventie
= Dreigen met straffen om zo mensen af te 
schrikken van het plegen van crimineel gedrag

Slide 7 - Tekstslide

Visie klassieke school m.b.t. strafrecht
Belangrijk zijn:
  • Legaliteitsbeginsel =  In de wet moet staan welk gedrag strafbaar is
  • Personaliteitsbeginsel = De straf mag alleen de dader treffen
  • Gelijkheidsbeginsel =  Alle mensen zijn voor de wet gelijk
  • >>> Dadenstrafrecht = Er staat een straf op een bepaalde daad
  • Schuldbeginsel = Een dader die geen schuld heeft, mag niet gestraft worden
  • Proportionele vergelding = De maximumstraffen voor verschillende misdrijven verschillen. Je krijgt de straf die bij het misdrijf past.

Slide 8 - Tekstslide

Met welk beginsel van de rechtsstaat heeft dit voorbeeld te maken: Als op zes april de boete voor te snel rijden verhoogd wordt, betaalt iemand die op vijf april te snel reed de oude boete?
A
Personaliteitsbeginsel
B
Legaliteitsbeginsel
C
Schuldbeginsel
D
Gelijkheidsbeginsel

Slide 9 - Quizvraag

Klassieke theorie m.b.t. sociaalpsychologische theorie
Rationele keuzetheorie / Gelegenheidstheorie
Het eventueel plegen van een misdrijf is het gevolg van een afweging van kosten en baten, waarbij de baten hoger worden ingeschat.

Moderne gelegenheidstheorie (Felson & Cohen)
  1. Aanwezigheid van gemotiveerde misdadigers;
  2. Aanwezigheid van geschikte doelwitten;
  3. Afwezigheid van voldoende sociale bewaking / toezichthouders.

Slide 10 - Tekstslide