H1 Wereldbeeld 2.4 t/m 2.6

1.4 Samenhang: ontwikkeling en economie
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

1.4 Samenhang: ontwikkeling en economie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet hoe je een land dat behoort tot het centrum, tot de semiperiferie en tot de periferie aan economische kenmerken kunt herkennen.
  • Je begrijpt dat een verschuiving in de internationale arbeidsdeling gevolgen heeft voor het centrum-periferiemodel.
  • Je begrijpt het verband tussen de verschillende economische patronen op de wereldkaart


Slide 2 - Tekstslide

Wereld
Wereldsysteem
Gelet op de welvaart kan je de wereld in 3 groepen delen: 
  • Centrum
  • Semiperiferie
  • Periferie
Centrum-landen
Rijke en vooral westerse landen.
Economie draait vooral om diensten.
Periferie-landen
De armste landen, economie draait vooral op agrarische grondstoffen.
Semiperiferie landen
Snel opkomende landen, economie is vooral de laatste 20 jaar snel gegroeid. 
Economie draait op industrie goederen

Slide 3 - Tekstslide

internationale arbeidsverdeling
De internationale arbeidsverdeling 
is de specialisatie van werkgelegenheid in de verschillende delen van de wereld
Hoe armer een land, hoe groter het aandeelinde primaire sector.

Slide 4 - Tekstslide

Centrum- periferiemodel
Externe oorzaken:
De relaties tussen het westen en ontwikkelingslanden zijn niet op basis van gelijkheid tot stand gekomen

Goederen: grondstoffen uit de periferie en kapitaalgoederen (onder andere machines) uit het centrum;
Arbeid: ongeschoolde arbeidsmigranten uit de periferie en hoogopgeleide technici uit het centrum;

Kapitaal: Investeringen en leningen uit het centrum en aflossing van schulden uit de periferie.

Slide 5 - Tekstslide

In het centrum-periferie model zijn centrumlanden en perifere landen gelijkwaardig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Bij welk onderdeel hoort Nederland in het centrum-periferie model?
A
periferie
B
semi periferie
C
centrum

Slide 7 - Quizvraag

Zoals je weet, kun je het centrum-periferiemodel ook op nationale schaal gebruiken.

Deel Mexico in volgens dit model. Gebruik daarbij de letters A, B en C en geef aan welke letter bij het centrum, semiperiferie en periferie hoort.

Slide 8 - Open vraag

De internationale arbeidsverdeling (wie doet wat in de wereld) is ontstaan tijdens de koloniale periode
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Beschrijf hoe de internationale arbeidsverdeling eraan bijgedragen heeft dat de centrumlanden steeds rijker werden en de perifere landen arm blijven.

Slide 10 - Open vraag

Interne oorzaken
Interne oorzaken
Menselijke oorzaken
  • Politiek systeem
  • Bevolkingsgroei en leeftijds opbouw
  • Mate van ongelijkheid
Natuurlijke oorzaken
  • Ligging
  • Ontwikkelings kansen

Slide 11 - Tekstslide

Waarom blijven armen landen arm?
Het kenmerkende  van een vicieuze cirkel is dat de verschillende elementen elkaar versterken en houden elkaar in stand. 
Je kunt er zonder hulp van buiten niet uitbreken.

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk een manier om uit de vicieuze cirkel van armoede te komen.

Slide 13 - Open vraag

Zoek op GB 90D/GB 88D drie landen waarvan één land grotendeels tot het centrum behoort, één land tot de semiperiferie en één land tot de periferie wordt gerekend. Noteer achter centrum, semiperiferie en periferie de namen van de gekozen landen of gebieden.

Slide 14 - Open vraag

De indeling van Europa in centrum-semiperiferie-periferie is gebaseerd op het brp/hoofd. Noteer nu drie andere kaarten op dit kaartblad die deze indeling ondersteunen. Noteer er een reden achter waarom het verschijnsel op deze kaart jouw indeling uit vraag a ondersteunt. Dat doe je door de onderstaande zinnen af te maken

Slide 15 - Open vraag

1.5

Slide 16 - Tekstslide

2.6 Samenhang: Ontwikkeling en verstedelijking

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling 1.5
Geboortecijfer – sterftecijfer = natuurlijke groei
Vestiging – vertrek = sociale groei

Hoe lager de welvaart, hoe hoger de natuurlijke bevolkingsgroei.

Demografisch transitiemodel

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Waarom is het geboortecijfer in arme landen veel hoger dan in rijke landen?

Slide 20 - Open vraag

Welke fase van het demografisch transitiemodel bevindt Nederland zich?
A
Fase 1
B
Fase 2 - 3
C
Fase 4-Begin
D
Fase 4-Eind

Slide 21 - Quizvraag

Wat verstaan we onder demografische druk?

Slide 22 - Open vraag

Leerdoelen
  1. Uitleggen wat het verband is tussen welvaart, verstedelijkingsgraad en verstedelijkingstempo. 
  2. Je kan verklaren waarom in westerse landen het verband tussen stijgende welvaart en verstedelijking veel sterker is dan in niet-westerse landen. 
  3. Verklaren waarom stedelijke patronen op de wereldkaart voortdurend veranderen.

Slide 23 - Tekstslide

Wereldwijd wonen steeds meer mensen in steden. Meer dan de helft van de mensen woont nu in de stad. Maar wat is een stad?
Bedenk twee problemen rond de definitie van een stad.

Slide 24 - Open vraag

Centrumlanden hebben een hoge welvaart. 
De verstedelijkingsgraad is hoog en het verstedelijkingstempo ligt laag. 
Groot deel van de bevolking woont in steden.
Periferie-landen hebben een lage welvaart.
De verstedelijkingsgraad is laag en het verstedelijkingstempo ligt hoog.
Groot deel van de bevolking woont nog op het platteland. Er is veel ubanisatie/verstedelijking.
Verstedelijkingsgraad: Percentage van de bevolking dat in een stad/stedelijkgebied woont.

Verstedelijkingstempo: De snelheid waarmee de verstedelijkingsgraad per jaar stijgt. 

Slide 25 - Tekstslide

Ontwikkeling
In centrumlanden ligt de verstedelijking het hoogst, maar in de periferie ligt het verstedelijkingstempo hoger dan in centrumlanden.

Slide 26 - Tekstslide

Noem drie manieren waarop steden in de periferie groeien.

Slide 27 - Open vraag

De steden in de welvarende landen groeien minder snel dan steden in arme landen.
Waarom is dit?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Video

Megastad en Wereldstad
Steden werken als magneet op de bevolking en trekken veel inwoners en migranten aan. Zo ontstaan in landen megasteden. (steden met meer dan 10 miljoen inwoners)

In centrumlanden groeien deze megasteden uit tot wereldsteden.  Zij vormen op wereldniveau belangrijke knooppunten in economische, culturele en politieke netwerken.

Slide 30 - Tekstslide

Een megastad heeft meer dan...
A
3 miljoen inwoners
B
5 miljoen inwoners
C
10 miljoen inwoners
D
15 miljoen inwoners

Slide 31 - Quizvraag

Hoe hoger de welvaart, Hoe hoger het verstedelijkingstempo
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor verstedelijking?
A
suburbanisatie
B
re-urbanisatie
C
urbanisatie

Slide 33 - Quizvraag

Wat is verstedelijkingstempo?
A
Snelheid waarmee er meer steden in een land komen.
B
De groei van de steden in oppervlakte.
C
Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.
D
De groei van het aantal steden in een land.

Slide 34 - Quizvraag

Waar is de verstedelijkingsgraad het hoogst?
A
Centrum
B
Periferie
C
Semi-periferie
D
Arme landen

Slide 35 - Quizvraag

1. In rijke landen is het verstedelijkingstempo erg hoog de laatste 30 jaar
2. De verstedelijklngsgraad is in de semi-perifere landen groter dan in de perifere landen

A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 is juist

Slide 36 - Quizvraag


1. Een wereldstad heeft meer dan 10 miljoen inwoners
2. Een megastad is altijd een wereldstad
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 is juist

Slide 37 - Quizvraag

Lagos, Nigeria. Een stad met 12 miljoen inwoners.

De stad ligt aan de kust. Verklaar het formaat van de stad aan de hand van het koloniale verleden.

Slide 38 - Open vraag

Opdrachten
Maak opdracht 5 & 6 

Niet af is huiswerk. 

Slide 39 - Tekstslide