H2 Wereldbeeld 2.6

1.4 Samenhang: ontwikkeling en werk
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

1.4 Samenhang: ontwikkeling en werk

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je landen indelen naar centrum, semiperiferie en periferie op basis van een aantal kenmerken
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je het centrum-periferiemodel toepassen op verschillende schaalniveaus
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je de ongelijke welvaartsverdeling in de wereld verklaren aan de hand van interne en externe factoren
  • Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je uitleggen op welke manier het koloniale verleden van landen gevolgen heeft voor de internationale arbeidsverdeling en het centrum-periferiemode


Slide 2 - Tekstslide

Wereld
Wereldsysteem
Gelet op de welvaart kan je de wereld in 3 groepen delen: 
  • Centrum
  • Semiperiferie
  • Periferie
Centrum-landen
Rijke en vooral westerse landen.
Economie draait vooral om diensten.
Periferie-landen
De armste landen, economie draait vooral op agrarische grondstoffen.
Semiperiferie landen
Snel opkomende landen, economie is vooral de laatste 20 jaar snel gegroeid. 
Economie draait op industrie goederen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Centrum- periferiemodel:
 Interne oorzaken
Natuurlijke oorzaken:
  • bergachtig
  • onvruchtbaar land
  • droogte
  • geen natuurlijke hulpbronnen
  • geen toegang tot de zee
Menselijke oorzaken:
  • oorlog
  • slecht bestuur
  • corruptie

Slide 5 - Tekstslide

Centrum- periferiemodel:
externe oorzaken
Lage ontwikkeling wordt veroorzaakt door de relatie die een ontwikkelingsland heeft met de rijke landen.

Rijkere landen belemmeren de ontwikkeling door ongelijke uitwisseling van:
  • goederen
  • arbeid
  • kapitaal


Goederen: grondstoffen uit de periferie en kapitaalgoederen (onder andere machines) uit het centrum;
Arbeid: ongeschoolde arbeidsmigranten uit de periferie en hoogopgeleide technici uit het centrum;

Kapitaal: Investeringen en leningen uit het centrum en aflossing van schulden uit de periferie.

Slide 6 - Tekstslide

Internationale arbeidsverdeling
Hoe armer een land, hoe groter het aandeel in de primaire sector.
De internationale arbeidsverdeling 
is de specialisatie van werkgelegenheid in de verschillende delen van de wereld

Slide 7 - Tekstslide

Centrumlanden leveren meestal
A
grondstoffen en investeringen
B
eindproducten en hoogopgeleide technici
C
eindproducten en aflossing van schulden
D
ongeschoolde arbeidsmigranten en grondstoffen

Slide 8 - Quizvraag

Bij welk onderdeel hoort Nederland in het centrum-periferie model?
A
periferie
B
semi periferie
C
centrum

Slide 9 - Quizvraag

Zoals je weet, kun je het centrum-periferiemodel ook op nationale schaal gebruiken.

Deel Mexico in volgens dit model. Gebruik daarbij de letters A, B en C en geef aan welke letter bij het centrum, semiperiferie en periferie hoort.

Slide 10 - Open vraag

De internationale arbeidsverdeling (wie doet wat in de wereld) is ontstaan tijdens de koloniale periode
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Beschrijf hoe de internationale arbeidsverdeling eraan bijgedragen heeft dat de centrumlanden steeds rijker werden en de perifere landen arm blijven.

Slide 12 - Open vraag

Waarom blijven armen landen arm?
Het kenmerkende  van een vicieuze cirkel is dat de verschillende elementen elkaar versterken en houden elkaar in stand. 
Je kunt er zonder hulp van buiten niet uitbreken.

Slide 13 - Tekstslide

Bedenk een manier om uit de vicieuze cirkel van armoede te komen.

Slide 14 - Open vraag


Opdracht 6 (blz. 65)
Zoek op GB 80D drie landen waarvan één land (grotendeels) tot het centrum, één land tot de semiperiferie en één land tot de periferie wordt gerekend. Noteer achter centrum, semiperiferie en periferie de namen van de gekozen landen of gebieden.

Slide 15 - Open vraag

2.6 Samenhang: Ontwikkeling en verstedelijking

Slide 16 - Tekstslide

Herhaling 1.5
Geboortecijfer – sterftecijfer = natuurlijke groei
Vestiging – vertrek = sociale groei

Hoe lager de welvaart, hoe hoger de natuurlijke bevolkingsgroei.

Demografisch transitiemodel

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Waarom is het geboortecijfer in arme landen veel hoger dan in rijke landen?

Slide 19 - Open vraag

Welke fase van het demografisch transitiemodel bevindt Nederland zich?
A
Fase 1
B
Fase 2 - 3
C
Fase 4-Begin
D
Fase 4-Eind

Slide 20 - Quizvraag

Wat verstaan we onder demografische druk?

Slide 21 - Open vraag

Leerdoelen
  1. Uitleggen wat het verband is tussen welvaart, verstedelijkingsgraad en verstedelijkingstempo. 
  2. Je kan verklaren waarom in westerse landen het verband tussen stijgende welvaart en verstedelijking veel sterker is dan in niet-westerse landen. 
  3. Verklaren waarom stedelijke patronen op de wereldkaart voortdurend veranderen.

Slide 22 - Tekstslide

Wereldwijd wonen steeds meer mensen in steden. Meer dan de helft van de mensen woont nu in de stad. Maar wat is een stad?
Bedenk twee problemen rond de definitie van een stad.

Slide 23 - Open vraag

Centrumlanden hebben een hoge welvaart. 
De verstedelijkingsgraad is hoog en het verstedelijkingstempo ligt laag. 
Groot deel van de bevolking woont in steden.
Periferie-landen hebben een lage welvaart.
De verstedelijkingsgraad is laag en het verstedelijkingstempo ligt hoog.
Groot deel van de bevolking woont nog op het platteland. Er is veel ubanisatie/verstedelijking.
Verstedelijkingsgraad: Percentage van de bevolking dat in een stad/stedelijkgebied woont.

Verstedelijkingstempo: De snelheid waarmee de verstedelijkingsgraad per jaar stijgt. 

Slide 24 - Tekstslide

Ontwikkeling
In centrumlanden ligt de verstedelijking het hoogst, maar in de periferie ligt het verstedelijkingstempo hoger dan in centrumlanden.

Slide 25 - Tekstslide

Noem drie manieren waarop steden in de periferie groeien.

Slide 26 - Open vraag

De steden in de welvarende landen groeien minder snel dan steden in arme landen.
Waarom is dit?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Video

Megastad en Wereldstad
Steden werken als magneet op de bevolking en trekken veel inwoners en migranten aan. Zo ontstaan in landen megasteden. (steden met meer dan 10 miljoen inwoners)

In centrumlanden groeien deze megasteden uit tot wereldsteden.  Zij vormen op wereldniveau belangrijke knooppunten in economische, culturele en politieke netwerken.

Slide 29 - Tekstslide

Een megastad heeft meer dan...
A
3 miljoen inwoners
B
5 miljoen inwoners
C
10 miljoen inwoners
D
15 miljoen inwoners

Slide 30 - Quizvraag

Hoe hoger de welvaart, Hoe hoger het verstedelijkingstempo
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor verstedelijking?
A
suburbanisatie
B
re-urbanisatie
C
urbanisatie

Slide 32 - Quizvraag

Wat is verstedelijkingstempo?
A
Snelheid waarmee er meer steden in een land komen.
B
De groei van de steden in oppervlakte.
C
Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.
D
De groei van het aantal steden in een land.

Slide 33 - Quizvraag

Waar is de verstedelijkingsgraad het hoogst?
A
Centrum
B
Periferie
C
Semi-periferie
D
Arme landen

Slide 34 - Quizvraag

1. In rijke landen is het verstedelijkingstempo erg hoog de laatste 30 jaar
2. De verstedelijklngsgraad is in de semi-perifere landen groter dan in de perifere landen

A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 is juist

Slide 35 - Quizvraag


1. Een wereldstad heeft meer dan 10 miljoen inwoners
2. Een megastad is altijd een wereldstad
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 is juist

Slide 36 - Quizvraag

Lagos, Nigeria. Een stad met 12 miljoen inwoners.

De stad ligt aan de kust. Verklaar het formaat van de stad aan de hand van het koloniale verleden.

Slide 37 - Open vraag

Opdrachten
Maak opdracht 5 & 6 

Niet af is huiswerk. 

Slide 38 - Tekstslide