FROHES NEUES JAHR - 6.01.2025

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2-5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wie waren deine Ferien?

Slide 2 - Woordweb

Weißt du noch?

Slide 3 - Tekstslide

Geslacht van een woord bepalen
-mannelijk = der
-vrouwelijk = die
-onzijdig = das
-meervoud = die 

Slide 4 - Tekstslide

.... Henne
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quizvraag

... Frühling
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quizvraag

... Krankheit
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

... Büchlein
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

Welk vraagwoord moet er komen te staan?
... ist dein Hobby?
A
Wie
B
Wo
C
Was
D
Woher

Slide 9 - Quizvraag

Van zelfstandig naamwoord naar persoonlijk voornaamwoord
mannelijk: der --> er
vrouwelijk: die --> sie
onzijdig: das --> es
meervoud: die --> sie

Slide 10 - Tekstslide

Das Haus ist schön. ..... ist von meiner Familie.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 11 - Quizvraag

Mein Bruder ist nett. ... ist 15 Jahre alt.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 12 - Quizvraag

Mein Pony ist lieb. Ich habe .... schon ganz lang!
A
er
B
sie
C
es

Slide 13 - Quizvraag

Haben 
    
ich habe
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben

Slide 14 - Tekstslide

Sein
ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind

Slide 15 - Tekstslide

Warum ... du so spät?
A
hast
B
bint
C
bist
D
habst

Slide 16 - Quizvraag

Ihr ... aus dem Dorf Brachem?

Slide 17 - Open vraag

Herr Stahl, ... Sie ein Haustier?

Slide 18 - Open vraag

.... ihr vielleicht noch Fragen?
A
haben
B
habt
C
hat
D
hast

Slide 19 - Quizvraag

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op een -e, -ung of -schaft, zijn...?
A
meervoud
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
mannelijk

Slide 20 - Quizvraag

De maanden zijn in het Duits
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal het getal: 6

Slide 22 - Open vraag

Hoe schrijf je 19?
A
neinzehn
B
neunzehn
C
neunzhen
D
neinzhen

Slide 23 - Quizvraag

Hoe schrijf je 17?

Slide 24 - Open vraag

Werkwoorden vervoegen
Schrijf op je blaadje het circustentje (2 minuten)

Slide 25 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
Ich (lesen) jede Woche ein Buch.

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
Was (machen) ihr heute Abend?

Slide 27 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
Was (machen) wir heute Abend?

Slide 28 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
Ich (wohnen) in Cuijk

Slide 29 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
(Wohnen) du in Mill?

Slide 30 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
Mein Vater (arbeiten) bei Nutricia

Slide 31 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
Meine Schwester (wünschen) sich einen Hund

Slide 32 - Open vraag

Wat is een sterk werkwoord in het Duits (ook in het Nederlands)

Slide 33 - Open vraag

Wat is een zwak werkwoord in het Duits (ook in het Nederlands)

Slide 34 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van wohnen
A
gewohnen
B
gewohnt

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van schlafen
A
geschlafen
B
geschlaft

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van bezahlen
A
bezahlen
B
bezahlt

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van
reservieren
A
reserviert
B
gereserviert
C
gereservieren
D
reservieren

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van
versorgen
A
versorgt
B
versorgen
C
geversorgen
D
geversorgt

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide