Op dezelfde wijze verschansten zich in november van datzelfde jaar (881) twee Noormannenkoningen Guðröðr en Sigfrøðr in Haslon, bij de Maas, met een onvoorstelbare menigte te voet en te paard. Bij hun eerste strooptocht verwoestten zij de omgeving en brandden zij Luik, Maastricht en Tongeren plat, bij hun tweede strooptocht deden zij het gebied der Ripuariërs aan en teisterden alles met moord, roof en brand, de steden Keulen en Bonn met de nabijgelegen burchten Zülpich, Jülich en Neuss lieten zij in vlammen opgaan; hierna legden zij de palts Aken en de kloosters Cornelimünster, Malmedy en Stavelot in de as.