P11 werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Werkwoordsvormen en werkwoordstijden 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordsvormen en werkwoordstijden 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les:

- kan je de verschillende werkwoordsvormen herkennen en benoemen
- kan je de verschillende werkwoordstijden herkennen en benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Maak een zin met de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Slide 3 - Open vraag

Maak een zin met de persoonsvorm in de verleden tijd.

Slide 4 - Open vraag

Maak een zin met een voltooid deelwoord.

Slide 5 - Open vraag

Werkwoordspelling 
Werkwoordsvormen:
- Infinitief (inf) --> zitten
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT) --> ik zit, hij zit, wij zitten
- Persoonsvorm verleden tijd (PVVT) --> zat, zaten
- Voltooid deelwoord (VD) --> gezeten
- Onvoltooid deelwoord (OD) --> zittend
- Bijvoeglijk naamwoord (BN) --> zittende jongen

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordspelling 
Werkwoordstijden:
- Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT): Iris loopt naar school.
- Voltooid tegenwoordige tijd (VTT): Iris is naar school gelopen.
- Onvoltooid verleden tijd (OVT): Iris liep naar school.
- Voltooid verleden tijd (VVT): Iris was naar school gelopen.

Slide 7 - Tekstslide

Ik schreef een liefdesbrief.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 8 - Quizvraag

Peter heeft huiswerk gemaakt.
A
OVT
B
OTT
C
VTT
D
VVT

Slide 9 - Quizvraag

Peter maakte huiswerk.
A
OVT
B
OTT
C
VTT
D
VVT

Slide 10 - Quizvraag

Ik schrijf een brief
A
ott
B
vttt
C
vtt
D
vvt

Slide 11 - Quizvraag

Het sneeuwde zaterdag urenlang.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 12 - Quizvraag

Hij wordt door haar geslagen
A
ovt
B
vtt
C
vvt
D
ott

Slide 13 - Quizvraag

Dat had ze nog niet eerder gedaan.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 14 - Quizvraag

Tijdens de studiereis zullen we een bezoek brengen aan het museum.
A
ott
B
ovtt
C
vtt
D
ottt

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag

Hoofdstuk 11 - Spelling werkwoorden opdracht 3 en 6








Slide 16 - Tekstslide