Werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Werkwoordspelling
Je leert over werkwoordsvormen en werkwoordstijden.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Je leert over werkwoordsvormen en werkwoordstijden.

Slide 1 - Tekstslide

voltooid deelwoord als bijv. nw
onvoltooid deelwoord als bijv. nw
betaalde
gelopen
lopende
gestolen
stelende
gestorven
stervende
zingende
gezongen

Slide 2 - Sleepvraag

Werkwoordspelling
Werkwoordsvormen
(leer deze vormen uit je hoofd!)
- Infinitief (inf) --> zitten
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT) --> ik zit, hij zit, wij zitten
- Persoonsvorm verleden tijd (PVVT) --> zat, zaten
- Voltooid deelwoord (VD) --> gezeten
- Onvoltooid deelwoord (OD) --> zittend
- Bijvoeglijk naamwoord (BN) --> zittende jongen

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Werkwoordstijden
(je moet ook de afkortingen kennen!)
- Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT): Iris loopt naar school.
- Onvoltooid verleden tijd (OVT): Iris liep naar school.
- Voltooid tegenwoordige tijd (VTT): Iris is naar school gelopen.
- Voltooid verleden tijd (VVT): Iris was naar school gelopen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Ik schreef een liefdesbrief.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 6 - Quizvraag

Peter heeft huiswerk gemaakt.
A
OVT
B
OTT
C
VTT
D
VVT

Slide 7 - Quizvraag

Peter maakte huiswerk.
A
OVT
B
OTT
C
VTT
D
VVT

Slide 8 - Quizvraag

Ik schrijf een brief
A
ott
B
vttt
C
vtt
D
vvt

Slide 9 - Quizvraag

Peter had huiswerk gemaakt.
A
OVT
B
OTT
C
VTT
D
VVT

Slide 10 - Quizvraag

Het sneeuwde zaterdag urenlang.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 11 - Quizvraag

Hij wordt door haar geslagen
A
ovt
B
vtt
C
vvt
D
ott

Slide 12 - Quizvraag

Dat had ze nog niet eerder gedaan.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 13 - Quizvraag

Tijdens de studiereis zullen we een bezoek brengen aan het museum.
A
ott
B
ovtt
C
vtt
D
ottt

Slide 14 - Quizvraag