Oranje Academie formuleren

Oranje Academie: Taalvaardigheid

door
Esther van der Heijde en Patrick van 't Hof

Nodig: laptop en
(gekleurde) pen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBeroepsopleiding

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Oranje Academie: Taalvaardigheid

door
Esther van der Heijde en Patrick van 't Hof

Nodig: laptop en
(gekleurde) pen

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de cursus
23 januari: toelichting taalverzorging in het taalbeleidsplan / werkwoordspelling / hoofdletters

12 maart: verwijswoorden / didactiek antwoorden formuleren
9 april: de bezits-s / woorden aan elkaar of los / door participanten in te vullen (‘huiswerk’, neem een casus mee van een toetsvraag die steeds slecht beantwoord wordt)



Slide 2 - Tekstslide

Inhoud van vandaag
1) gesprek/discussie: hoe doen jullie het nu? Ideeën?
2) Zorgen voor hele zinnen bij leerlingen
3) De bijzin
4) Verwijswoorden

Slide 3 - Tekstslide

De Willem Werkt Netjes
'We vragen van alle docenten of ze letten op spelling en formuleren. Bij andere vakken dan talen heeft het geen invloed op het cijfer, maar leerlingen krijgen zo wel mee dat het altijd van belang is om netjes te werken. Het gaat hierbij om:
-Schrijven met blauwe of zwarte pen
-Eigen naam met hoofdletters
-Regel overslaan tussen antwoorden
-Een nette bladspiegel: niet krassen, maar doorhalen; kantlijn gebruiken en op de regel schrijven.
-Hoofdletters aan het begin van een ZIN
-Goede formulering, zoals antwoorden in hele zinnen (dus niet een zin met ‘dat’ of ‘omdat’ beginnen)
-Vermijden van onduidelijke verwijzingen in het antwoord (dus niet: ‘Ze vinden het slecht’, maar ‘De politieagenten vinden de toename van het aantal inbraken slecht.’
-Correctie spelling (hoofdletters, werkwoordspelling, woorden correct overschrijven uit een toets, enz.)'

Slide 4 - Tekstslide

Welke taalterugkoppeling      
zou je deze leerling geven?       
Toetsvraag: ‘Is de titel ‘Fit zonder sport’ goed gekozen?
- ‘Niet echt. Ze hebben het meer over de voordelen die je hebt als je wel sport. En ze zeggen juist dat het niet goed is.’
- ‘Ik vind de gekozen titel niet goed, omdat het niet overeenkomt met de informatie in de tekst.’
- 'Nee, want nergens staat iets over mentaal en ziektes terwijl dat toch iets meer als de halve tekst is.'

Slide 5 - Tekstslide

Formuleren:
wat doe jij nu al of
wat lijkt je een goed idee?

Slide 6 - Woordweb

Tips!
- Bij hw of oefentoets bespreken: vraag om letterlijk het opgeschreven antwoord te citeren
- Vraag verduidelijking van verwijswoorden
- Kijk klassikaal naar veelgemaakte formuleerfouten in toetsen
- Sta leerlingen toe om op de toets te schrijven.
Bijv toetsvraag: 'welke element(en)...' / welke drie argumenten..?
- Stukje van de vraag laten herhalen

Slide 7 - Tekstslide

TIPS voor in de les
- Bij hw of oefentoets bespreken: vraag om letterlijk het opgeschreven antwoord te citeren
- Vraag verduidelijking van verwijswoorden
- Kijk klassikaal naar veelgemaakte formuleerfouten in toetsen
- Sta leerlingen toe om op de toets te schrijven.
Bijv toetsvraag: 'welke element(en)...' / welke drie argumenten..?
- Stukje van de vraag laten herhalen

TIPS voor tijdens de toets
- Sta leerlingen toe om op de toets te schrijven.
Bijv toetsvraag: 'welke element(en)...' / welke drie argumenten..?
- Stukje van de vraag laten herhalen
- gebruik het taalteken / geef taalinstructie op de toetsvraag

Slide 8 - Tekstslide

Later zegt zij
- dat gierigheid en hebzucht nu niet echt meer nodig is.
- dat we die eigenschap niet meer nodig is.
- dat nu hebben we die eigenschappen niet echt meer nodig.

Slide 9 - Open vraag

- Terwijl beurshandelaren vinden gierigheid juist goed
- terwijl in religeuze kringen wordt gierigheid en hebzucht echter helemaal niet gewaardeerd.

Slide 10 - Open vraag

- Beurshandelaren vindt gierigheid positief
- terwijl religieuze groepen het juist een van de hoofdzonden zijn
- terwijl groep B als iets slechts gezien

Slide 11 - Open vraag

Eerst zegt de schrijver dat gierigheid en hebzucht nuttig zijn,
- omdat ze kunnen belangerijk zijn om te overleven.
- omdat het kan handig zijn om te overleven.
- omdat ze kunnen je laten overleven.

Slide 12 - Open vraag

De bijzin
In hoofdzin moeten ow en pv naast elkaar staan, in een bijzin hoeft dat niet. In een bijzin staat de pv vaak achteraan, het ow komt vaak gelijk na het voegwoord.
Na de voegwoorden 'maar', 'want', 'en' of 'dus' komt een hoofdzin. Vaak fouten bij bijzinnen die beginnen met omdat/doordat/dat
Gevolg van verengelsing?

Slide 13 - Tekstslide

Verwijswoorden
Zij/hun/hen
Dat of wat
het/hem/haar

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

De leerling ... zich uitrekte, gaf aan dat het leeskwartier afgelopen is.
A
die
B
dat

Slide 16 - Quizvraag

Het bedrijf ... frisdrank op de markt bracht, heeft miljoenen verdiend.
A
die
B
dat

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb net een blikje leeggedronken. ... gooi ik nu even weg.
A
Die
B
Dat

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer dit/dat/deze/die?
dE-woorden --> diE / dezE
heT-woorden --> diT / daT

een boek = het boek; dat boek / het boek dat ik lees

Slide 19 - Tekstslide

Het bureau is kapot. De conciërge gaat ... maken.
A
het
B
hem

Slide 20 - Quizvraag

Heb jij ... verteld dat ... volgende week een toets hebben?
A
zij/ze
B
hun
C
hen

Slide 21 - Quizvraag

Heb jij hun verteld dat ... volgende week een toets hebben?
A
zij/ze
B
hun
C
hen

Slide 22 - Quizvraag

De kast ... ik mijn boek moet zetten,
zit op slot.
A
in wat
B
waarin

Slide 23 - Quizvraag

De vriendin ... ik ga shoppen, heeft helaas afgezegd.
A
met wie
B
met wat
C
waarmee

Slide 24 - Quizvraag

Het leukste ... we gisteren hebben gedaan, is tiktoks met schrijvers maken.
A
dat
B
wat

Slide 25 - Quizvraag

Mijn beker is vies. Ik zet .... in de vaatwasser.
A
het
B
hem
C
die

Slide 26 - Quizvraag

Het shirt heeft ... beste tijd gehad. Morgen gooi ik ... weg.
A
zijn
B
haar
C
hun

Slide 27 - Quizvraag

Het shirt heeft zijn beste tijd gehad. Morgen gooi ik ... weg.
A
het
B
hem
C
die
D
haar

Slide 28 - Quizvraag

Verwijswoorden
De hoofdpersoon die... / het verhaal dat...
dE = diE / dezE & het = diT / daT
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. 
-Concreet de-woord (kun je -theoretisch - op de post doen): mannelijk --> De stoel, de tafel, de wolharige mammoet
-Abstract de-woord (kan ook theoretisch niet op de post): vrouwelijk --> De vrijheid, de directie, de politie (maar: de politieagent kan op straf van een fikse boete wél op de post en is dus mannelijk)
Naar het-woorden (onzijdig) en steden verwijs je met 'het' of 'zijn'.

Slide 29 - Tekstslide

Andere verwijswoorden
dingen = waar + vz: De kast waarin het ligt, zit dicht.
personen = vz spatie wie De vriendin met wie ik ga shoppen, is te laat.
WAT Na dat(gene): Dat wat jij zegt, is niet aardig.
Na een overtreffende trap: Het leukste wat ik ooit heb gedaan...
Na (n)iets: Vloeken is iets wat ik bijna nooit doe.

Slide 30 - Tekstslide

Zul je werkwoorden en hoofdletters voortaan goed spellen?
Nee, ik snap het nog niet - Nee, maar ik ken nu goede hulpmiddelen - JA, altijd!
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Noem iets wat je vandaag geleerd of opgefrist hebt

Slide 32 - Open vraag