Hoofdstuk 3. Belastingen - Inkomstenbelasting - Box 2 en 3

Hoofdstuk 3 Belastingen- IB - Box 2 en Box 3 
- Dit hoofdstuk gaan wij in ongeveer 2 weken behandelen
- Hoofdstuk 4 ook nog voor de toets Belastingrecht. 
- Toets staat gepland vanaf maandag 29 januari. 
- Hoofdstuk 1 tot en met 4


1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Belastingen SMSMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 Belastingen- IB - Box 2 en Box 3 
- Dit hoofdstuk gaan wij in ongeveer 2 weken behandelen
- Hoofdstuk 4 ook nog voor de toets Belastingrecht. 
- Toets staat gepland vanaf maandag 29 januari. 
- Hoofdstuk 1 tot en met 4


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan wij deze week doen? 
Kleine terugblik voor de vakantie. 
Moeite met rekenen? Maak opdracht 23. Inkomstenbelasting berekenen. Gedaan? Antwoorden krijg je van mij! 

Verder met hoofdstuk 3.1 (inleiding) 
3.2: Winst uit aanmerkelijk belang
3.3: Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen - gedeelte 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Box 1 heeft een progressief belastingtarief. Wat betekent dit?
A
Iedereen betaald hetzelfde belastingtarief
B
Dat je een gemiddeld belastingtarief betaald
C
Het progressieve tarief komt tot uiting in de vlaktax
D
Dat het belastingpercentage hoger wordt als je meer inkomen hebt

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke principe komt tot uiting in de belastingschijven van box 1?
A
Het draagkrachtbeginsel
B
Het solidariteitsbeginsel
C
Het profijtbeginsel

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mag je de hypotheekrente aftrek toepassen op een tweede woning?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat het verschil is tussen een aftrekpost en een heffingskorting.

Slide 7 - Open vraag

Een aftrekpost verlaagt het inkomen zodat je minder belasting hoeft te betalen.
Een heffingskorting is een bedrag dat na de belastingberekening van de te betalen belasting wordt afgetrokken.
3.2: Winst uit aanmerkelijk belang
Leerdoelen:
  • Wat is aanmerkelijk belang? 
  • Wat is het box 2 tarief? 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een aanmerkelijk belang?
"van een aanmerkelijk belang is sprake als je ten minste 5% van de aandelen in een besloten vennootschap (bv) of een naamloze vennootschap (nv) bezit, of een optie daarop hebt.

Ook bij een belang van meer van 5% in een coöperatie spreken we van een aanmerkelijk belang"

Inkomsten zijn: - dividend en winstuitkeringen
- winst verkregen uit de overdracht VAN een aanmerkelijk belang

Wat valt dan onder aanmerkelijk belang?
Als je aandelen, winstbewijzen of opties hebt in een bedrijf dan kan dat dus inkomen opleveren.
Bij aandelen noemen we dit dividend en bij winstbewijzen winstuitkering.
Maar ook als je aanmerkelijk belang verkoopt dan moet je belasting betalen (winst of verlies).

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel belasting?
Het aanmerkelijk belang wordt belast tegen een vast tarief van 26,90 (2023).

Een vast percentage noemen we een proportioneel tarief.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag!
Lezen: 3.2
Maken: opdrachten 2 en 3 

Klaar? Lezen 3.3 Box 3: Inkomsten uit sparen en beleggen - inleiding. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.3 Box 3: Inkomsten uit sparen en beleggen - inleiding
Leerdoelen:
- Welke inkomsten gaan in box 3
- Wat is vermogensrendementsheffing? 
- Wat is de rendementsgrondslag (of belastbaar vermogen)
- Wat wordt verstaan onder forfaitair rendement

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer vermogensrendementsheffing?
Vaak hebben mensen naast hun vermogen in box 1 en box 2 nog meer vermogen, zoals spaargeld of beleggingen.

Op spaargeld ontvang je rente en uit je beleggingen kun je winst en dividend krijgen.

Vermogensrendementsheffing => inkomstenbelasting over de inkomsten uit het vermogen!

Peildatum: 1 januari van het belastingjaar voor het bepalen van je vermogen 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het begrip vermogen
Vermogen:
spaargeld, aandelen, obligaties, tweede woning, verdere woningen
verzameling schilderijen en of beelden als belegging (geen privé gebruik)
belegging in een verzameling oude auto's (niet voor dagelijks gebruik)
verzameling oude munten of postzegels, uitgeleend geld, goud en zilver in baren.

Vrijgestelde bezittingen:
groen sparen of beleggen, aftrekbare schulden, lijfrentepolissen, uitvaartverzekeringen.
Je hoeft niet over al je bezittingen belasting te betalen:
het heffingsvrij vermogen van € 57.000 (2023)
(let op is per persoon dus dubbel bij fiscaal partnerschap)


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel belasting moet je betalen?
Natuurlijk mag een groot bedrag op je spaarrekening hebben staan of aan aandelen hebben.
Er is een vrijstelling. Niet over elke € dat je aan vermogen hebt hoef je belasting te betalen.
 Dit noemen we het heffingsvrij vermogen (57.000 voor 2023) en alleen over het bedrag dat daarboven komt betaal je belasting.





Zie plaatje. Daarom: belangrijk te weten wie / wat fiscaal partners zijn!!!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule berekenen vermogen
Vermogen => Het saldo van bezittingen en schulden van de belastingplichtige.
Waardebepaling: 1 januari van het belastingjaar.

= Bezittingen -/- schulden = Vermogen. 
Let op: dit is het totale vermogen. 
Voor box 3:
Totaal vermogen -/- vermogen box 1 en box 2 = vermogen box 3 






Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg formule 
Totaal vermogen (bezittingen -/- schulden) . Let op: Saldo per 1/1!!! 
-/-vermogen in box 1 en box 2
= Vermogen in box 3 
-/- vrijgestelde bezittingen 
Resterend vermogen 
-/-  heffingsvrij vermogen
 = grondslag sparen en beleggen (rendementsgrondslag OF belastbaar vermogen) 

Heffingsvrij vermogen is ongeveer € 57.000 per persoon

Over de grondslag wordt de vermogensrendementsheffing berekend volgens de tabel. 

Slide 18 - Tekstslide

Tot aan rendementsgrondslag nodig voor het examen. 

Vermogensrendementsheffing komt niet op het examen. 
Van Niek Stok (alleenstaand) zijn de volgende bankgegevens bekend per 1/1/2023

Saldo spaarrekening €150.000
Waarde beleggingen € 19.000,-
Heffingvrij vermogen € 57.000

Bereken de rendementsgrondslag

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Forfaitair rendement
Weet je nog dat forfaitair fictief betekent?

De belastingdienst kijkt dus niet naar je werkelijke ontvangen rente of dividend maar
veronderstelt dat je een percentage rendement hebt gekregen (forfaitair rendement) 
Hoe dit in elkaar steekt => vervolg hoofdstuk 3.3. Let op: dit hoeven wij niet te weten voor het examen. Gaan wij ook niet behandelen. 

Belastingtarief in box 3 = 31% en is proportioneel. 
Zelf maken nu: Opdrachten 4 en 5 ABC 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe rekenen we het belastbaar vermogen (box 3) uit?
A
Vermogen – vrijgestelde bezittingen – heffingsvrij vermogen
B
Bezittingen - schulden
C
bruto inkomen - schulden - heffingsvrijbedrag

Slide 21 - Quizvraag

heffingsvrij vermogen en heffingsvrij bedrag zijn hetzelfde, deze begrippen worden door elkaar gebruikt.
Op 1 januari 2023 heeft Jan in totaal € 150.000 spaargeld. Hij heeft geen schulden. Het heffingsvrije vermogen in box 3 bedraagt € 57/000,-. Bereken het belastbare vermogen
A
€ 150.000
B
€ 150.000 - 3.100 = €146.900
C
€ 150.000 - € 57.000 = €93.000

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3.4 Aangifte, formulieren en aanslagen
Leerdoelen:
- Je weet hoe er aangifte gedaan wordt 
- Je weet de volgorde van de heffing van de inkomstenbelasting

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aangifte!
Je krijgt een brief van de belastingdienst dat je aangifte moet doen. Je kunt online aangifte doen. Dit doe je met je DigiD. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat cijfers 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk goed in je boek blz. 84. Welke stukken kunnen er eventueel nog meer benodigd zijn voor het doen van een aangifte? 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op twee manieren aangifte doen: 
1. Via een app => 
alleen als de vooringevulde informatie voldoende is. Niet alle aftrekposten ed kunnen hierin worden opgenomen. 
2. Via de website van de belastingdienst => 
wordt gebruikt  voor meer complexe aangiften. Denk aan winst uit onderneming of bij aftrekposten. Zie boek blz 6 voor een voorbeeld. We gaan het doen van een aangifte oefenen dmv een aantal casussen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er na de aangifte:



Je krijgt bericht door middel van een aanslag. Positief => je moet betalen....Negatief => je krijgt geld terug. 

Door middel van de procedure van invordering vinden er afspraken plaats hoe de belasting terugbetaald moet worden.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak het voorbeeld op blz. 86. Dit gaan we gezamenlijk doorlopen: 
  1. Persoonlijke gegevens. Denk hierbij aan geboordatum, echtgenoot, kinderen etc. 
  2. Winst uit onderneming. Als je een onderneming hebt dien je hier de gegevens zoals opbrengsten, afschrijvingen etc. op te geven. En recht op ondernemersaftrek. 
  3. Inkomsten. Uit tegenwoordige dienstbetrekking en vroegere dienstbetrekking. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek op: 
1. Hoe geef je inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking op?
2. Wat zijn inkomsten uit vroegere dienstbetrekking? 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord: 
1. Hoe geef je inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking op? Gaat via de jaaropgave. Bruto inkomen EN loonheffing die is afgedragen door werkgever moet worden ingevuld. 
2. Wat zijn inkomsten uit vroegere dienstbetrekking? Op basis van vroeger werk. Pensioen maar ook een ontslag- of transitievergoeding. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bankrekeningen en andere bezittingen
Is uitvoerig behandeld. Ga voor jezelf na of je nog weet wat onder andere bezittingen valt. En wat is ook alweer de peildatum? 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypotheken en andere schulden
Voor de berekening van het vermogen moeten de schulden hier worden vermeld. 

Hypotheekschuld is wel bekend. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aftrekposten
Aftrekposten verlagen het inkomen waarover inkomstenbelasting en premies volks-verzekeringen moeten worden betaald.

De belangrijkste aftrekposten zijn:
  • Partneralimentatie => betalen: aftrekbaar inkomen. Ex-partner moet dit bedrag wel opgaven als inkomen. 
  • Specifieke ziektekosten => berekening hebben wij geoefend!! Belangrijk 
  • Scholingsuitgaven => niet meer vanaf 1/1/2022. Via stap. 
  • Giften => let op: ANBI en grotendeels aftrekbaar. Belastingdienst kan bewijs opvragen. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Lezen paragraaf 3.4
Maken opgave 9, 10 en 11

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stukje herhaling.
Zoek op: welke aftrekposten zijn er in Box 1 voor ondernemers? 
Denk hierbij aan: H. 2.6 
- Zelfstandigenaftrek
- Meewerkaftrek 
- Startersaftrek 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.5 De heffingskortingen
Leerdoelen: 
- Je moet weten welke soorten heffingskortingen er zijn
- Je moet het verschil weten tussen een aftrekpost en een heffingskorting 
- Je moet een berekening kunnen maken hoeveel belasting iemand verschuldigd is 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heffingskortingen
Heffingskortingen zijn kortingen op de belasting. Hierdoor hoef je minder belasting te betalen. Meestal heb je recht op 1 of meer van de volgende heffingskortingen.
  • algemene heffingskorting
  • arbeidskorting (mensen met inkomen uit arbeid)!!!!! Belangrijk examen!!! 
  • inkomensafhankelijke combinatiekorting (alleenstaande of minstverdienende met werk en kind tot 12 jaar)
  • heffingskortingen voor AOW-gerechtigden
  • jonggehandicaptenkorting

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heffingskortingen

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.6 De aanslag (Vervolgstap aangifte) 
- Belastingdienst stelt afsluitende vragen. Onder andere de verdeling van de aftrekposten tussen de fiscale partners. 
Vervolgens wordt de aangifte formeel verzonden. 

- Meestal volgt een voorlopige aanslag en later een definitieve. 
- Na versturen voorlopige aanslag wordt de aangifte gecontroleerd. 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden H 3
Maken: 
Opdrachten 11 , 12, 13, 14, 15. 
Klaar? Maak de extra opdrachten uit Teams =>
1. 1746 Belastingen, een kwestie van rekenen
2.1768 De aanslag => komt op toets en examen (niet voldoeningsbelasting en afdrachtbelasting) 
3. Aftrekposten => toets en examen.
Antwoorden krijg je van mij. 
Klaar? Maak ook de kennistoets en test je kennis.

Aanvullende opdracht: Simulatie belastingdienst (wordt hierna uitgelegd) 

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken 

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Simulatie Belastingrecht

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Simulatie Belastingrecht 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies