Spelling leerjaar : bijvoeglijk naamwoord

Welkom h1d
  • tien minuten lezen in Moordspel
  • Herhalen theorie 'hoofdletters'
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg bijvoeglijk naamwoord + opdracht maken 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom h1d
  • tien minuten lezen in Moordspel
  • Herhalen theorie 'hoofdletters'
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg bijvoeglijk naamwoord + opdracht maken 

Slide 1 - Tekstslide

herhalen theorie hoofdletters
Wanneer schrijf je een hoofdletter?

Hoe zit het precies bij de achternamen van personen?
arjan van de plas
de heer van de plas
a. van de plas
mevrouw j van de plas van der velden

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1, 2 en 3
bladzijde 244 en 245

Slide 3 - Tekstslide

 Spelling

Bijvoeglijk naamwoord


Slide 4 - Tekstslide

Geef 2 zinnen met een bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Open vraag


Lesdoel

Na deze les weten jullie:

  1. Hoe je  een bijvoeglijk naamwoord kunt maken.
  2. Hoe je deze bijvoeglijke naamwoorden spelt.



Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Soorten bijvoeglijke naamwoorden
- 'gewone' bijvoeglijke naamwoorden
- 'stoffelijke' bijvoeglijke naamwoorden
- 'voltooid en  onvoltooid deelwoord' die bijvoeglijk worden gebruikt

Slide 7 - Tekstslide

'gewone' bijv. nw.
1. Zet een e achter het woord:
mooi → mooie; flink → flinke.
2. Verdubbel de laatste letter en zet een e achter het woord:
– smal → smalle; knap → knappe.
3. Haal een a, e, o of u weg en zet een e achter het woord:
– groot → grote; puur → pure
– lief → lieve; wijs → wijze.

– gaaf → gave; zinloos → zinloze.

Slide 8 - Tekstslide

4. Verander een f in een v of een s in een zen zet een e achter het woord:
– lief → lieve; wijs → wijze.
5. Combineer de derde en vierde manier:
– gaaf → gave; zinloos → zinloze.

Slide 9 - Tekstslide

Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema (twee puntjes boven een klinker): officieel → officiële; commercieel → commerciële. 
Daarmee geef je aan dat bij die klinker een nieuwe lettergreep begint. Zo voorkom je dat het woord verkeerd wordt uitgesproken.

Slide 10 - Tekstslide

Stoffelijke bijv. nw.
stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal (welke stof) iets is gemaakt. Ze hebben maar één vorm en eindigen meestal op en (een granieten vloer, een katoenen blouse), maar niet altijd (een plastic beker).

Slide 11 - Tekstslide


Aan de slag!




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Je kunt nu verder aan de opdrachten in Nieuw Nederlands. Dit is ook het huiswerk voor volgende week!


h1d               paragraaf 2 spelling, bladzijde 246
opdracht 1, 2 en 3.

Klaar?
  • Laat zien aan je expert dat je alle opdrachten hebt gemaakt.
  • Lees verder in je leesboek.


Slide 12 - Tekstslide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (verzinnen) verhaal was echt eng.
A
verzinnende
B
verzonnen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

De meester kon wel lachen om de (zingen) leerlingen.
A
gezongen
B
zingende
C
zingenden

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

De (vermoorden) man vermoordde zelf ook vijf mensen.
A
vermoordde
B
vermoorde
C
vermoorden

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
Kies het goede antwoord.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken

Slide 23 - Quizvraag

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord
een (mooi) huis
A
mooi
B
mooie

Slide 24 - Quizvraag

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
een nieuw spel
B
een nieuwe spel

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de correcte spelling van het bijvoeglijk naamwoord?

De (verbranden) autobanden stonken enorm.


A
verbrandde
B
verbrandden
C
verbranden
D
verbrande

Slide 26 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de slimme docent
B
de slimmen docent

Slide 27 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de rode muur
B
de roden muur

Slide 28 - Quizvraag

Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord

Ik heb vijf (goud) ringen thuis.
A
gouden
B
goude

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte

Slide 30 - Quizvraag

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord:
een (braaf) hond
A
braaf
B
braafe
C
braave
D
brave

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten

Slide 32 - Quizvraag

Ik vind de spelling van het bijvoeglijk naamwoord nog lastig.
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag