Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Di 22 okt. Spelling bnw en Engelse ww.
Lesdoel
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
Hoe vervoeg je Engelse werkwoorden?
1 / 33
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Lesdoel
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
Hoe vervoeg je Engelse werkwoorden?
Slide 1 - Tekstslide
Bijvoeglijke naamwoorden
je gebruikt een
bijvoeglijk naamwoord
om iets of iemand te beschrijven
Slide 2 - Tekstslide
Bijvoeglijk
naamwoord
Een
bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.
Slide 3 - Tekstslide
het bijvoeglijk naamwoord
Aan het einde van deze les:
- herken je het bijvoeglijk naamwoord
- weet je ook wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.
- weet je hoe je een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord moet spellen
Slide 4 - Tekstslide
Spelling bijvoeglijk naamwoord
Slide 5 - Tekstslide
Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de chagrijnige docent
B
de chagrijnig docent
Slide 6 - Quizvraag
Spelling bijvoeglijk naamwoord.
Welk woord is goed?
A
officieele
B
officiele
C
officiële
Slide 7 - Quizvraag
Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord
Ik heb vijf (goud) ringen thuis.
A
gouden
B
goude
Slide 8 - Quizvraag
Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord
De vriendin van mijn broer draagt een (mode) jas.
A
modieuze
B
modeuze
C
modieus
Slide 9 - Quizvraag
Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de katoenen broek
B
de katoene broek
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(bekladden) De ......... buitenmuur.
A
bekladde
B
bekladden
C
bekladen
D
bekladden
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
A
reele
B
reële
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken
Slide 14 - Quizvraag
De zak is van plastic
De ...... zak
A
plastiken
B
plastic
Slide 15 - Quizvraag
De boot is van polyester
De ......... boot
A
polyester
B
polyesteren
Slide 16 - Quizvraag
Engelse bijvoeglijk naamwoorden schrijf je zonder
"en"
Slide 17 - Tekstslide
Werkwoordspelling Engelse woorden
Slide 18 - Tekstslide
GELEERD?
- je kunt
Engelse werkwoorden
correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling
spelling: Engelse werkwoordspelling
Slide 19 - Tekstslide
Werkwoorden uit het Engels
Slide 20 - Tekstslide
Werkwoorden uit het Engels
Je past de Nederlandse spelregels toe.
Slide 21 - Tekstslide
(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 22 - Quizvraag
Bij werkwoorden uit het Engels gebruik je
A
De Engelse regels
B
De Nederlandse regels
Slide 23 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.
Slide 24 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Zij hebben ... (volleyballen - vt)
A
Zij hebben gevolleybald.
B
Zij hebben gevolleyballd.
Slide 25 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 26 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd
Slide 27 - Quizvraag
Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.
Slide 28 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij hockeyde
B
zij mixde
C
zij streste
D
hij tackelde
Slide 29 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede
Slide 30 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 31 - Quizvraag
Engelse werkwoorden schrijf je hetzelfde als Nederlandse werkwoorden.
A
Nee, je schrijft ze op z'n Engels.
B
Nee, er zijn andere regels voor deze woorden.
C
Ja, je schrijft ze precies hetzelfde.
D
Ja, maar er zijn wel een paar uitzonderingen.
Slide 32 - Quizvraag
Huiswerk voor ma 4 november
Maken opdr 6 t/m 8
Leren de spelling van de bijvoeglijke naamwoorden
Werkwoorden uit Engels.
dictee op school
Slide 33 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Ma 24 okt. Spelling bnw en Engelse ww.
Oktober 2022
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
M3LL
November 2021
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Engelse werkwoorden 2F
Juni 2024
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
4.8 spelling leerjaar 3
April 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
4.8 spelling leerjaar 3
Juli 2023
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Herhaling Havo 2
December 2023
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
10.03 - h3 - Taalverzorging, stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en e(n)
Maart 2021
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Werkwoordspelling P10 - Engelse werkwoorden
Oktober 2024
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3