Temperatuur > Donderdag

Temperatuur Donderdag instructie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurBasisschoolGroep 6-8

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Temperatuur Donderdag instructie

Slide 1 - Tekstslide

Tule.slo : Kerndoel 42
  De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en
natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.

Slide 2 - Tekstslide

Groep 5/6
warmte is afkomstig van bronnen
temperatuur wordt uitgedrukt in schaal van Celsius,
gebaseerd op 0°C (water bevriest) en 100°C (water kookt)
alle materialen stollen, smelten, verdampen en condenseren

De kinderen onderzoeken enkele warmtebronnen en ervaren dat kou de afwezigheid van warmte is.
Ze meten temperatuur en praten samen over de schaal van Celsius.
Ze gaan op zoek naar andere vloeistoffen die koken (verdampen), bevriezen (stollen) etc.

Slide 3 - Tekstslide

Groep 7/8
Sommige materialen zijn goede warmtegeleiders en andere isoleren juist goed

De kinderen ervaren dat sommige materialen kouder aanvoelen dan andere, die toch even warm zijn (in temperatuur).
Ze brengen dit in verband met het geleidend vermogen van materialen en zoeken naar toepassingen hiervan (zoals thermosflessen).

Slide 4 - Tekstslide

Begrippen
warmtebron, temperatuur, Celsius,
bevriezen, koken, stollen, smelten, verdampen en condenseren

Slide 5 - Tekstslide

Temperatuur Donderdag instructie

Slide 6 - Tekstslide

Noem 4 dingen
die je geleerd hebt,
deze week

Slide 7 - Open vraag

Deze week leer je:
  1.  Wat is temperatuur? (maandag) ✔
  2.  Wat is kou en wat is warmte? (dinsdag) ✔
  3. Wat zijn warmtebronnen? (dinsdag) ✔
  4. Wat is bevriezen, koken, stollen? (dinsdag/donderdag) ✔
  5. Proefjes met temperatuur (woensdag) ✔
  6. ➜ Wat is smelten, verdampen en condenseren? (donderdag)
  7. Kennistest Temperatuur eerste 3 workshops (vrijdag)

Slide 8 - Tekstslide

Kennisstof van maandag
  • 'Temperatuur' = wetenschappelijk begrip om te meten hoe warm/koud iets is.
  • Temperaturen meet je met een thermometer.
  • De temperatuur wordt uitgedrukt in graden Celsius. °C
  • Een temperatuurschaal is als een meetlat maar dan van kou naar warmte.
  • Er zijn verschillende temperatuurschalen: Celsius, Fahrenheit, Kelvin, enz. 
  • In Europa  = wordt Celsius gebruikt.
  • Engeland/Amerika = wordt Fahrenheit gebruikt.
  •  Wetenschappers gebruiken die van Kelvin.
  • Omrekenen van Fahrenheit naar Celsius is -32. Dus 64 °F is 32 °C

Slide 9 - Tekstslide

Kennisstof van dinsdag
  • Kou = Als iets minder warm aanvoelt dan de omgevingstemperatuur is het koud.  
  • Warmte = Warm wil zeggen een aangename temperatuur, dat het niet koud aanvoelt.
  • Een warmwaterbron is een bron die bestaat uit verwarmd grondwater uit de aardkorst.
  • Het water wordt warm omdat het door de grond opgewarmd is.
    Een geiser in IJsland, bijvoorbeeld. Warmtebronnen komen overal ter wereld voor, op land en in de oceaan.
  • Je weet nu weerberichten af te lezen en te begrijpt de symbolen voor windrichting, weer, temperatuur en wind. (Klik op het plaatje om te vergroten)

Slide 10 - Tekstslide

Wat is smelten?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Wat is stollen?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat is verdampen?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat is condenseren?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Wat is koken?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat is bevriezen?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat is warmte?
A
Een compliment van de juf of meester
B
Als ik in de ogen van mijn liefste kijk
C
Fijne temperatuur, niet koud
D
Koude temperatuur, niet warm

Slide 24 - Quizvraag

Wat is kou?
A
Hangt van je gevoel af
B
Een temperatuur onder lichaamswarmte
C
Minder dan omgevingstemperatuur
D
Als het vriest en iedereen vindt het koud

Slide 25 - Quizvraag

Een geiser is een voorbeeld van een warmtebron
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 26 - Quizvraag

Temperatuur meet je met een..
A
dikke teen
B
je tong
C
thermometer
D
meetlat

Slide 27 - Quizvraag

Wat is temperatuur?
A
Een maat voor warmte
B
Een maat voor kou
C
Voor mij is de maat vol: ik kies 'C'
D
Een maat voor kou en warmte

Slide 28 - Quizvraag

Noem 4 dingen
die je geleerd hebt,
VANDAAG

Slide 29 - Open vraag

Bedankt voor je inzet.
  • Schuif je stoel aan
  • Ruim je spullen op
  • Verlaat het lokaal rustig

Slide 30 - Tekstslide