In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Vorige week...
Slide 1 - Tekstslide
Vloeistofthermometer
Slide 2 - Tekstslide
De vloeistof in een vloeistofthermometer zet uit als de temperatuur:
A
Stijgt
B
Daalt
Slide 3 - Quizvraag
Het reservoir van een vloeistofthermometer is gevuld met:
A
Water
B
Alcohol
C
Kwik
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noem je de 'streepjes' en getallen op een thermometer ?
A
de meetwaardes
B
de temperatuur in graden Celsius
C
ijkwaarden
D
schaalverdeling
Slide 5 - Quizvraag
In het dagelijks leven wordt de temperatuurschaal gebruikt van:
Slide 6 - Open vraag
Deze schaal gaat uit van twee vaste punten: 100 °C de temperatuur van:
Slide 7 - Open vraag
Deze schaal gaat uit van twee vaste punten: 0 °C de temperatuur van:
Slide 8 - Open vraag
Aantekening: Kelvinschaal
Slide 9 - Tekstslide
Kelvin en oC
Omrekenen
- Graden Celsius
- Kelvin
- Graden Fahrenheit
Slide 10 - Tekstslide
Oefenen
272 K = ..... °C
150 K = ..... °C
32 °C = ..... K
-15 °C = .....K
T (in Celcius) + 273 = T (in Kelvin) =
T (in Kelvin) - 273 = T (in Celcius)
Slide 11 - Tekstslide
Veranderen van fase
Paragraaf 3.3
Slide 12 - Tekstslide
Huiswerk behandelen
vraag 1 t/m 12 van paragraaf 3.2 in je huiswerkschrift
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Afkortingen fases
Gas fase --> g
vloeibare fase --> l
vaste fase --> s
komt uit het Engels: gas, liquid, solid
Slide 15 - Tekstslide
Fase-overgangen
Slide 16 - Tekstslide
Bevriezen of stollen
vloeistof (l) --> vast (s)
Niet bij iedere stof wordt bevriezen gebruikt.
Als een vloeistof vast wordt bij een temperatuur van 0 °C of lager dan noemen we het bevriezen.
Is de temperatuur hoger? dan noemen we het stollen.
Slide 17 - Tekstslide
Smelten
vast (s) --> vloeistof (l).
Chocola smelten!
Slide 18 - Tekstslide
Vervluchtigen of Sublimeren
Vast (s) --> gas (g)
Afstand en beweging van deeltjes neemt snel toe
Geen tussenfase
Bv: Droog ijs
Slide 19 - Tekstslide
Rijpen of Desublimeren
Gasvormig (g) --> vast (s)
Afstand en beweging van deeltjes neemt snel af
Geen tussenfase
Bv: Rijp
Slide 20 - Tekstslide
Condenseren
gas (g) --> vloeistof (l)
Spiegel badkamer na het douchen
Slide 21 - Tekstslide
Verdampen
vloeistof (l)--> gas (g)
Parfum is ook een mooi voorbeeld.
Slide 22 - Tekstslide
Fase overgangen en het weer
Smelten
Smelten
Verdampen
Condenseren
Bevriezen
Vervluchtigen
Rijpen
Slide 23 - Tekstslide
Fase-overgangen
Slide 24 - Tekstslide
Bijna alle vloeistoffen krimpen als de temperatuur daalt. Doordat de moleculen minder snel bewegen, botsen ze minder hevig en duwen ze elkaar minder ver opzij.
Slide 25 - Tekstslide
Water een uitzondering
water tussen 4 °C en 0 °C.
Als water afkoelt, krimpt het net als andere vloeistoffen tot de temperatuur 4 °C is. Maar als water nog verder afkoelt, van 4 °C naar 0 °C, zet het juist weer uit (figuur 4).
Slide 26 - Tekstslide
IJs
Als het water daarna bevriest, zet het nog verder uit:
als 1 dm3 water van 0 °C bevriest, ontstaat er ongeveer 1,1 dm3 ijs. Het volume neemt tijdens het bevriezen dus toe met ongeveer 10%.
oorzaak: de bijzondere kristalstructuur
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
IJs
IJs heeft een bijzondere kristalstructuur, met veel lege ruimte tussen de moleculen
Slide 29 - Tekstslide
Verdampen
Slide 30 - Tekstslide
ijsberg
Een ijsberg zit voor 90% onder water.
Slide 31 - Tekstslide
Zeespiegel
stijging
wel door smeltend landijs
niet door drijvend ijs (Noordpool)
wel door uitzetting van water
Slide 32 - Tekstslide
A
Stollen
B
Condenseren
C
Smelten
D
Verdampen
Slide 33 - Quizvraag
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren
Slide 34 - Quizvraag
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen
Slide 35 - Quizvraag
A
Condenseren
B
Smelten
C
Stollen
D
Verdampen
Slide 36 - Quizvraag
Vast
Vloeibaar
Stollen
Smelten
Sublimeren
Desublimeren
Verdampen
Condenseren
Slide 37 - Sleepvraag
Afsluiting
vervluchtigen
rijpen
verdampen
condenseren
bevriezen
smelten
Slide 38 - Tekstslide
Opdracht
Maak opdrachten bij paragraaf 3.3 (vraag 1 t/m 13)
Huiswerk
Maak de opdrachten af
Maak een samenvatting in je schrift van paragraaf 3.3