T4B1

Thema 4 - Voeding en vertering
B1 Voedsel
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 - Voeding en vertering
B1 Voedsel

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen. 
4.1 Je kunt beschrijven welke rol bacterien en schimmels kunnen spelen bij de voedselproductie en bederf. 
4.3 Je kunt de manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd. 

Slide 2 - Tekstslide

Voedselbederf en conserveren
Voedselbederf: kan zorgen voor voedselvergiftiging.

Voedselbederf voorkomen?> 
Conserveren = het beschermen tegen voedselbederf

Slide 3 - Tekstslide

Bacteriën & schimmels
Bacteriën en schimmels zetten koolhydraten om in stoffen die nuttig zijn bij voedselproductie. 

Stofwisselingsproces = stoffen worden omgezet in andere stoffen. 
  • Melkzuurbacteriën toevoegen aan melk -> yoghurt 
  • Gisting -> energierijke stoffen worden omgezet in CO2 en alcohol


Slide 4 - Tekstslide

Conserveermiddelen en andere toegevoegde stoffen
Conserveermiddelen zorgen ervoor dat producten langer houdbaar blijven.  
  • Natuurlijke conserveermiddelen. 
  • Kunstmatige conserveermiddelen 
  • Kleur, geur en smaakstoffen. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Opdrachten
Maken opdracht 1 t/m 4 (blz. 8)

Slide 7 - Tekstslide

Thema 4 - Voeding en vertering
B2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 8 - Tekstslide

Voedingsmiddelen 
Voedingsmiddelen zijn alle producten die je eet of drinkt.

  • Plantaardige producten


  • Dierlijke producten


afkomstig van (delen van) planten.
Bijvoorbeeld: groente en fruit
afkomstig van (delen van) dieren of producten van dieren.
Bijvoorbeeld: vlees, melk, eieren en vis

Slide 9 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten: 
  • Voedingsstoffen = bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen. 
  • Voedingsvezels = alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel


Slide 10 - Tekstslide

Functies van voedingsstoffen 
  • Bouwstoffen zijn nodig voor groei en ontwikkeling.
  • Brandstoffen leveren energie.
  • Reservestoffen worden opgeslagen in bepaalde delen van je lichaam. 
  • Beschermende stoffen beschermen het lichaam. 

Slide 11 - Tekstslide

Voedingsvezels 
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren. 
  • zorgen voor een verzadigd (vol) gevoel
  • nodig voor een goede darmwerking. 

Slide 12 - Tekstslide

Eiwitten
Belangrijke bouwstof
  • Vorming van nieuwe cellen
  • Opbouw van spieren

Te veel eiwitten > brandstof of omzetten in reservestof

Slide 13 - Tekstslide

Koolhydraten
Belangrijke brandstof
  • Suikers, zetmeel en glycogeen

Te veel koolhydraten -> omgezet in vet (reservestof) 
Kan ook dienen als bouwstof

Slide 14 - Tekstslide

Vetten
Dient vooral als brandstof
  • ook als bouwstof en reservestof

Te veel vet wordt opgeslagen onder de huid. 

Slide 15 - Tekstslide

Soorten vetten
Verzadigde vetten:
  • Vaste stoffen op kamertemperatuur (boter)
  • Meestal dierlijk
  • Te veel = slecht voor gezondheid

Onverzadigde vetten:
  • Vloeibaar op kamertemperatuur (olie)
  • Meestal plantaardig
  • “Gezonde” vetten

Slide 16 - Tekstslide

Water
Lichaam bestaat voor 60% uit water
  • belangrijke bouwstof

Nodig voor vervoer van stoffen in het lichaam

Slide 17 - Tekstslide

Mineralen
Worden ook wel zouten genoemd
  • Calcium, natrium, magnesium en ijzer.
  • Bouwstof en beschermende stof

Slide 18 - Tekstslide

Vitaminen
Bouwstof en beschermende stof
  • Te weinig vitaminen > ziek


Slide 19 - Tekstslide

Wat is zetmeel? 
Zetmeel is een koolhydraat. 

Een indicator is een stof waarmee je een andere stof kan aantonen. 

Joodoplossing is de indicator van zetmeel

Slide 20 - Tekstslide