gustar = leuk vinden, houden van sabroso = smakelijk
llevar = bevatten picante = pittig
el plato= het gerecht salado = zout
favorito = favoriet ¡qué rico! = wat lekker!
también = ook ¡está delicioso! = het is heerlijk!
tampoco = ook niet el pimiento = paprika
el chocolate = de chocolade la galleta = het koekje
las patatas fritas = de frietjes el vaso = het glas
la cebolla = ui la botella = de fles
el ajo = knoflook
el aceite = olijfolie