In
Als je naar binnen gaat gebruik je in.
Je gebruikt in ook bij landen of plekken die juist wel een vast lidwoord hebben.
- Wir fahren in die Stadt.
- Wir fahren in die Schweiz.
- Wir fliegen in die USA.
Zo is er ook een verschil tussen:
Ich gehe in den Supermarkt. Ik ga naar de supermarkt.
Ich fahre in den Supermarkt. Ik rijd de supermarkt in. (rijd je letterlijk naar binnen)