Trabi M3 Kapitel 6

Trabi M3 Kapitel 6
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Trabi M3 Kapitel 6

Slide 1 - Tekstslide

Modale werkwoorden tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele
Aan het einde van deze les kan/weet je:
  • Wat de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen müssen en wollen betekenen.
  • Hoe je deze werkwoorden moet vervoegen in de tegenwoordige tijd.
  • Deze werkwoorden moet je "können" toepassen in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

In het Duits kennen we de volgende modale hulpwerkwoorden:

Slide 5 - Tekstslide

1: De betekenis van de modale werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

sollen
wollen
möchten
müssen
moeten (als iemand ander het wil
moeten (kan niet anders)
willen
zou willen (beleefd)

Slide 7 - Sleepvraag

können
dürfen
wissen
mögen
kunnen
mogen (toestemming hebben)
weten
leuk vinden, lusten, aardig vinden

Slide 8 - Sleepvraag

Modalverb
"müssen"
muss
musst
muss
müssen
müsst
müssen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 9 - Sleepvraag

Modalverb
"wissen"
weiß
weißt
weiß
wissen
wisst
wissen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 10 - Sleepvraag

Modalverb
"können"
kann
kannst
kann
können
könnt
können
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 11 - Sleepvraag

Modalverb
"mögen"
mag
magst
mag
mögen
mögt
mögen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 12 - Sleepvraag

Modalverb
"sollen"
soll
sollst
soll
sollen
sollt
sollen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 13 - Sleepvraag

Modalverb
"wollen"
will
willst
will
wollen
wollt
wollen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 14 - Sleepvraag

Modalverb
"dürfen"
darf
darfst
darf
dürfen
dürft
dürfen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 15 - Sleepvraag

Modalverben
Üben mit

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht:
Zoek de goede vorm

Slide 17 - Tekstslide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 18 - Quizvraag

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 19 - Quizvraag

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 20 - Quizvraag

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 21 - Quizvraag

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 22 - Quizvraag

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 23 - Quizvraag

(wollen)
Du _____ keine Hausaufgaben machen.

A
woll
B
will
C
willst
D
wollst

Slide 24 - Quizvraag

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 25 - Quizvraag

(wissen)
Er ___ nicht, ob er heute noch kommt.
A
wiss
B
wisst
C
weißt
D
weiß

Slide 26 - Quizvraag

...................... du die Modalverben bilden?
A
Kannst
B
Könnst
C
Könn
D
Kann

Slide 27 - Quizvraag

Lernziele erreicht?
  • Wat de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen betekenen.
  • Hoe je de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen moet vervoegen in de tegenwoordige tijd.
  • De werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen toepassen in een zin.

Slide 28 - Tekstslide