2M herhalingsles

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

2M herhalingsles

Afspraken:

• Je logt in met je voornaam. 
• log in met de laptop
• Na een vraag kan de docent een korte uitleg geven. 
• Als er veel fouten worden gemaakt in de vraag --> schrijf het goede antwoord op in je schrift.
• Tijdens deze uitleg kijk je niet op je telefoon en ben je stil.
• We gaan niet schreeuwen/roepen/gillen etc.  door de klas. 

Welke stof kun je niet herkennen aan de kenmerkende geur?

1. water
2. chloor
3. wasbenzine
4. spiritus

chloor herken je aan de ...........

1. geur
2. kleur
3. smaak
4. brandbaarheid

Zout herken je aan de ........

1. geur
2. smaak
3. kleur
4. brandbaarheid

goud herken je aan de ......

1. brandbaarheid
2. smaak
3. geur
4. kleur

Wat zien wij hier?

1. Toepassingsgebieden
2. Gevarenpictogrammen
3. Niet mengen!
4. Tekeningen

Wat betekent deze pictogram (kijk in je boek)

1. vuur
2. ontvlambaar
3. brandbaar
4. licht ontvlambaar

Welk woord is GEEN stofeigenschap?

1. Massa
2. Kleur
3. Dichtheid
4. Brandbaarheid

Hoe kun je goud en zilver het beste van elkaar onderscheiden?

1. Geur
2. Kleur
3. Smaak
4. Brandbaarheid

Massa meet je in

1. Kubieke centimeter
2. Gram
3. Milliliter
4. Gram per kubieke centimeter

Het volume meet je in

1. Kubieke centimeter
2. Gram
3. Milliliter
4. Gram per kubieke centimeter

Hoe zwaar een voorwerp is noem je....

1. Massa
2. Volume
3. Dichtheid
4. Gewicht

Hoeveel ruimte een voorwerp in neemt noem je....

1. Massa
2. Volume
3. Dichtheid
4. Gewicht

Een voorwerp heeft een massa van 23,7g. Het volume van dit voorwerp is 2,26 cm^3. Van welke stof is dit voorwerp gemaakt?

1. Goud
2. Ijzer
3. Zilver
4. Lood

Kunnen deze twee blokjes kunnen gemaakt zijn van hetzelfde materiaal?
Blokje 1: m = 9,45g v = 3,5cm^3
Blokje 2: m = 156,6 g v = 58 cm^3

1. Ja
2. Nee
3. Dat kun je niet zeggen

1 Liter =

1. 1 mm3
2. 1 cm3
3. 1 dm3
4. 1 m3

Een blokje is 4cm hoog, 5cm breed en 10cm lang. Dit blokje weegt 300g. De dichtheid van dit blokje is:

1. 1,5 g/cm3
2. 0,67 g/cm3
3. 1,5 cm3/g
4. 0,67 cm3/g

Welk stelling is waar?

1. Een zuivere stof bestaat uit meer dan één stof
2. Een zuivere stof bestaat uit precies één stof
3. Sommige zuivere stoffen bestaan uit één stof, sommige uit meer

Is de stof een zuivere stof of een mengsel?

suiker is een
limonade is een
ijzer is een
thee is een

zuivere stof

zuivere stof

zuivere stof

zuivere stof

mengsel

mengsel

mengsel

mengsel

Zijn de zinnen juist of onjuist?
I Een oplossing is altijd helder.
II Een suspensie is doorzichtig.

1. Beide zinnen zijn juist
2. Zin I is onjuist, zin II is juist
3. Zin I is juist, zin II is onjuist
4. Beide zinnen zijn onjuist

Een suspensie is een

1. Mengsel van twee vloeistoffen
2. Mengsel van twee vaste stoffen
3. Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
4. Een zuivere stof

Zijn de zinnen juist of onjuist?
I Een suspensie is altijd troebel.
II Een oplossing is altijd een mengsel.

1. Beide zinnen zijn juist
2. Zin I is onjuist, zin II is juist
3. Zin I is juist, zin II is onjuist
4. Beide zinnen zijn onjuist

Jan heeft twee reageerbuisjes. In het eerste doet hij zout en in het tweede zand. Hij vult de reageerbuisjes vervolgens met water en schudt ze goed.
Hoe noem je mengsels die zo ontstaan?

1. in beide reageerbuisjes zit een suspensie
2. in eerste reageerbuisje zit een suspensie, in de tweede een oplossing
3. in eerste reageerbuisje zit een oplossing, in de tweede een suspensie
4. in beide reageerbuisjes zit een oplossing

Water met zout er in is een

1. Suspensie
2. Emulsie
3. Oplossing

Je kunt geur- en smaakstoffen uit plantendelen halen door ze in een geschikt oplosmiddel te leggen.
Hoe noem je deze manier om stoffen uit planten te winnen?

1. filtreren
2. extraheren
3. oplossen

Wat is het residu als je koffiezet met een koffiezetapparaat?

1. de gemalen koffie die je uit het pak in het filter schept
2. het hete water dat op de gemalen koffie druppelt
3. pas gezette koffie in de kan onder het filter
4. het koffiedik wat in het filter achter blijft

Een fase is:

1. een toestand waarin een stof kan verkeren
2. vast, vloeibaar, gas
3. Een toestand waarin alleen water zich kan verkeren
4. een overgang van een stof

Een ijsklontje wordt verwarmt en smelt. Welke fase overgang vind hier plaats?

1. Verdampen
2. Smelten
3. Vervluchtigen
4. Condenseren

In welke fase zit mist?

1. vloeibaar
2. vast
3. flexibel
4. gasvormig

Kun je een gas zien?

1. Ja
2. Nee

Waterdamp is?

1. Lucht
2. Vloeibaar water
3. Kleine ijs kristallen
4. Water in gasvorm

Waarom drijft ijs op water?

1. water is lichter dan ijs
2. de dichtheid is kleiner
3. de dichtheid is groter
4. ijs is lichter dan water

Geef de namen van de faseovergangen 2 en 5.

Nummer 2

Nummer 5

Smelten

Stollen

Rijpen

Verdampen

Condenseren

Sublimeren

wat voor neerslag zien we hier?

1. ijzel
2. rijp
3. dauw
4. hagel

Hoe heet de faseovergang van vast naar gas

1. rijpen
2. condenseren
3. vervluchtigen
4. stollen

Bij verdampen gaat de vloeistof van ...

1. vloeibaar naar vast
2. gas naar vloeibaar
3. vast naar vloeibaar
4. vloeibaar naar gas

In welke fase bevindt water zich als het hagelt?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas

Corrine zegt: “Het wolkje dat je ziet als je uitademt bij koud weer, bestaat uit waterdamp.”
Robin zegt: “Het wolkje dat je ziet als je uitademt bij koud weer, bestaat uit waterdruppeltjes.”
Wie heeft gelijk?

1. Ze hebben geen van beide gelijk
2. Alleen Corine heeft gelijk
3. Alleen Robin heeft gelijk
4. Ze hebben allebei gelijk

Welke faseovergang zie je in het plaatje?

1. Verdampen
2. Condenseren
3. Sublimeren
4. Koken