3E Mittwoch, den 10. Januar 2023 Kapitel 2: Gesundheit Sprachmittel

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Kapitel 2: GESUNDHEIT

Slide 2 - Tekstslide

Mittwoch, den 10. Januar 2024
  • Willkommen
  • Ziele
  • Lernliste
  • Sprachmittel
  • Üben Grammatik
  • Hausaufgaben Woche 02
  • Zum Schluss.

Slide 3 - Tekstslide

Ziele:
  • Du kannst die Personalpronomen im ersten, dritten und vierten Fall  anwenden.
  • Du kennst die Präpositionen im dritten und vierten Fall.
  • Du kannst Sätze analysieren: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp.
  • Du kannst sagen wie es dir geht.
  • Du kannst sagen was passiert ist.

Slide 4 - Tekstslide

Lernliste
Abfragen!!!

Slide 5 - Tekstslide

Sprachmittel Seiten 74-76
Aufgabe 37: Bild beschreiben
Erklärung Aufgabe
Fertig: Machen Aufgabe 38, Lernen Wörter, Lernen Grammatik
Besprechen 37 + 35

Aufgabe 38: Gespräch führen
Erklärung Aufgabe


timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

Sprachmittel Seiten 72 - 73

Aufgabe 33: Sprachmittel => Bausteine/Lernliste + Seite 91
Sätze/Satzteile => Quizlet/StudyGo zetten!!!

timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Üben Grammatik
Ihr braucht eure HANDYS!!

Slide 8 - Tekstslide

om haar

Slide 9 - Open vraag

door jullie

Slide 10 - Open vraag

uit hem

Slide 11 - Open vraag

sinds u

Slide 12 - Open vraag

tegen jou

Slide 13 - Open vraag

zonder het

Slide 14 - Open vraag

voor wie

Slide 15 - Open vraag

tot ons

Slide 16 - Open vraag

na het

Slide 17 - Open vraag

door wat

Slide 18 - Open vraag

zonder mij

Slide 19 - Open vraag

Ich möchte mit .... (zij) nach Hause fahren.

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 20 - Open vraag

Hallo, kommt ... (zij) mit in die Eisdiele?

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 21 - Open vraag

Ich bin in drei Minuten bei .... (jij).

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 22 - Open vraag

Wenn ... (jullie) fertig seid dann fahren wir los.

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 23 - Open vraag

Beate wollte mit .... (wij) spielen.

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 24 - Open vraag

Hausaufgaben Woche 02
Bron: Kapitel 2: GESUNDHEIT

Leren/maken:
L Lernliste  Seite 88 + 89 helemaal
L Grammatik: aantekeningen persoonlijk vnw en voorzetsels 3e en 4e naamval + zinsontleding (+ twee stencils) Seite 90
L Sprachmittel Seiten 73 + 91

M Wiederholungsaufgaben 4 t/m 7   Seiten 138-139
M Stencil Aufgaben 21 t/m 25

Slide 25 - Tekstslide

Zum Schluss:

Slide 26 - Tekstslide

SCHREIBEN     Seiten 78-79
Aufgaben 40 t/m 42
  • Selbständig machen
  • Fertig: Machen Aufgaben Woche 02, lernen Grammatik, lernen Lernliste, Quizlet/StudyGo Sprachmittel eintragen.
  • Besprechen Aufgaben 40 t/m 42
timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide

Lesen
Aufgabe 15 So werdet ihr einen Schluckauf los Seiten 62-64
Aufgaben 40 + 42 Seiten 78-79
Aufgabe 45: Fünf deutsche Gesten, die du kennen solltest Seiten 82-85

Slide 28 - Tekstslide

Volgorde zinsontleding:
1. Zoek de persoonsvorm (pv).
2. Zoek het onderwerp (o).
3. Zoek het gezegde (gez.)
4. Zoek het lijdend voorwerp (lv).
5. Zoek het meewerkend voorwerp:
Zet Aan wie / Voor wie voor het onderwerp, gezegde en eventuele lijdend voorwerp.

Slide 29 - Tekstslide

  • Stappenplan Grammatik Kapitel 2: Gesundheit




  1. Zit er een voorzetsels 3e of 4e naamval in de zin?
  2. Zit er een werkwoord 3e naamval in de zin?
  3. Nee, dan zinnen ontleden:
  • onderwerp
  • lijdend vw
  • meewerkend vw: Zet aan wie of voor wie voor het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp.

Slide 30 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval
bis              tot
durch        door
für               voor
gegen        tegen
ohne           zonder
um               om
entlang      langs (evenwijdig)
Voorzetsels 3e naamval
mit           met
nach        naar
bei            bij
seit           sinds
von           van
zu              naar (bij personen)
aus            uit

Slide 31 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoorden 4e naamval
ich                                      mich
du                                       dich
er                                        ihn
sie                                      sie
es                                       es

wir                                     uns
ihr                                      euch
sie                                     sie
Sie                                     Sie

wer                                    wen
Persoonlijke voornaamwoorden 3e naamval
mir
dir
ihm
ihr
ihm

uns
euch
ihnen
Ihnen

wem

Slide 32 - Tekstslide

Was soll ich machen? Ich weiß nicht was das bedeutet?
Notiere in deinem Heft!! (Noteer in je schrift!!)
  • Seite 145 Arbeitsbuch A
  • www.uitmuntend.de -> lidwoorden, meerdere betekenissen, voorbeeldzinnen enzovoort
  • www.interglot.nl
  • www.mijnwoordenboek.nl
  • vragen in de les, opletten tijdens uitleg

Slide 33 - Tekstslide