Als het goed is heb je deze in je ebook (leermiddelen Nederlands) gemaakt, zo niet dan leg je de opdrachten in je schrift open op je tafel voor controle.
B:blok 4, lezen, §4.13, opdracht 35
K: blok 4, lezen, §4.14, opdracht 38
timer
3:00
BK
Slide 4 - Tekstslide
2.5: grammatica
korte terugblik
Noem de 3 manier van lezen nog eens? (grondig, verkennend, zoekend)
Hoe lees ik als:
- je een presentatie gaat houden over zwerfhonden. Een klasgenoot laat je een tekst zien op internet. Je wilt weten waar deze over gaat. Misschien kun je hem gebruiken voor je presentatie.
- je voor je verjaardag een boek over reptielen hebt gekregen. Je wilt echt alles over dit onderwerp weten.
- je wilt weten wat het onderwerp is van een bericht in het Algemeen Dagblad.
Slide 5 - Tekstslide
Lesdoelen
- Ik weet welke regels er zijn waar ik me bij het schrijven van een tekst aan moet houden.
- Ik kan in een tekst moeilijke woorden vervangen door makkelijkere woorden.
- Ik kan langere zinnen splitsen in kortere zinnen.
- Ik het het schrijven van een tekst voorbereiden .
B: §4.14, schrijven blz. 169
K: § 4.15, schrijven blz 198
Slide 6 - Tekstslide
regels
1. Gebruik van hoofdletter en leestekens
2. In een zin schrijf je altijd een PV
3. Gebruik nette woorden en wees beleefd. BV, volwassene en onbekende spreek je aan met u.
4. Regels voor een email
5. Neem een tekst of tekstgedeelte uit een bron (krant, tijdschrift, website) nooit zomaar over.
Slide 7 - Tekstslide
4. Regels voor een email
Zet in de onderwerpregel het onderwerp van je e-mail.
Begin de e-mail met een aanhef (Beste, Geachte, Lieve, Hoi). Achter de aanhef zet je een komma en druk je twee keer op enter.
Schrijf in de eerste zinnen wat het onderwerp is en waarom je de e-mail schrijft.
De inhoud van je e-mail verdeel je in alinea’s .
De e-mail eindig je met een nette slotzin. Daarna druk je twee keer op enter.
Links onderaan schrijf je de slotgroet (Vriendelijke groet, Groetjes, Doei). Daarachter zet je een komma en druk je op enter.
Zet je naam onder de e-mail.
Slide 8 - Tekstslide
5. Neem een tekst of tekstgedeelte uit een bron nooit zomaar over.
Neem een tekst of tekstgedeelte uit een bron (krant, tijdschrift, website) nooit zomaar over.
Verander in elk geval moeilijke woorden of te lange zinnen en maak er je eigen tekst van. Schrijf altijd de naam van de bron op als je iets overneemt, ook als je de tekst in je eigen woorden schrijft.
Slide 9 - Tekstslide
Ff oefenen
Stel je voor: in een werkstuk van je klasgenoot staat de volgende zin:
‘Beatrix, de oudste dochter van koningin Juliana en prins Bernhard, was drieëntwintig jaar koningin der Nederlanden alvorens zij in 2013 werd opgevolgd door haar zoon Willem-Alexander.’
Slide 10 - Tekstslide
‘Beatrix, de oudste dochter van koningin Juliana en prins Bernhard, was drieëntwintig jaar koningin der Nederlanden alvorens zij in 2013 werd opgevolgd door haar zoon Willem-Alexander.’
Waarom is deze zin niet prettig om te lezen?
Denk je dat je klasgenoot deze zin zelf heeft geschreven? Leg je antwoord uit.
Vertel eens in eigen woorden wat er in de zin staat zodat iedereen hem begrijpt.
Slide 11 - Tekstslide
Aan het werk
B: blok 4, schrijven, §4.14, opdracht 40
K: blok 4, schrijven, §4.15, opdracht 45
klaar? woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek