8.1 Wanneer is een land een ontwikkelingsland?

8.1 Wanneer is een land een ontwikkelingsland?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.1 Wanneer is een land een ontwikkelingsland?

Slide 1 - Tekstslide

Welvaart
Er is in een land sprake van welvaart als mensen in veel van hun behoeften kunnen voorzien. De welvaart van landen kun je vergelijken door te kijken naar het inkomen per hoofd van de bevolking. 
Dit bereken je als volgt:
Nationaal inkomen : aantal inwoners van een land. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe bepaal je de welvaart?
Je moet dan meerdere factoren bekijken (dus niet alleen het inkomen per hoofd van de bevolking)
  • Verdeling van de welvaart over de bevolking
  • De hoogte van de prijzen
  • De omvang van de informele productie
  • De aanwezigheid van collectieve voorzieningen zoals onderwijs en gezondheidszorg

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoogte van de prijzen
Ook moet je informatie hebben over de hoogte van de prijzen. Als de prijzen in dit land namelijk hoog zijn en de bevolking heeft in verhouding een laag inkomen, dan kan er weinig besteed worden. 
De koopkracht van de bevolking is dan laag.
Koopkracht = de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen. 

Slide 5 - Tekstslide

Omvang informele productie

Je moet ook informatie hebben over de omvang (hoeveelheid) van de informele productie. Informele productie is productie die niet geregistreerd wordt, zoals zelfvoorziening

Als mensen namelijk voor een groot deel aan zelfvoorziening doen, dan kan een land alsnog welvarend zijn. Hierbij moet je dus ook inzicht hebben in de behoeften van de bevolking. 

Slide 6 - Tekstslide

Collectieve voorzieningen

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken ontwikkelingslanden
  • Veel werkloosheid
  • Ondervoeding
  • Snelle bevolkingsgroei
  • Analfabetisme
  • Beperkte technische ontwikkeling
  • Eenzijdige economische structuur (van een sector afhankelijk, bijvoorbeeld landbouw)

Slide 8 - Tekstslide

Estland heeft een hoger inkomen per hoofd van de bevolking dan Polen. Volgens Tim is Estland dus welvarender dan Polen.

Tim's argument is niet voldoende. Noem twee voorbeelden van informatie die Tim nodig heeft om dit te kunnen zeggen.

Slide 9 - Open vraag

Start met analfabetisme:
1. Mensen doen geen of ongeschoold werk
2. Mensen kunnen geen vakopleiding volgen
3. Mensen moeten van weinig geld rondkomen
4. Lage economische groei

Wat is de juiste volgorde?




A
3-2-1-4
B
2-1-4-3
C
1-2-4-3
D
2-1-3-4

Slide 10 - Quizvraag

Weinig technische ontwikkeling vormt een belemmering voor de economische ontwikkeling van een land.
Leg dit uit.

Slide 11 - Open vraag

Het nationaal inkomen van Nederland is 520 miljard euro.
In Nederland wonen 17,9 miljoen mensen.
Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking.

Slide 12 - Open vraag

Het inkomen per hoofd in Nederland is €38.400.
In Australië is dit €33.900. Hoeveel % is het inkomen meer in Nederland dan in Australië?

Slide 13 - Open vraag

Het nationaal inkomen van Nederland is in 2016 €601 miljard. In 2018 is dit €628 miljard.
Bereken de stijging in procenten.

Slide 14 - Open vraag

Leg uit hoe een eenzijdige economische structuur een reden kan zijn voor een lage welvaart.

Slide 15 - Open vraag

Leg uit hoe een hoge bevolkingsgroei kan leiden tot een lage welvaart.

Slide 16 - Open vraag

Monocultuur
Veel ontwikkelingslanden hebben een monocultuur. Ze zijn voor hun export afhankelijk van  1 of enkele (landbouw)producten. Vaak levert deze export ook weinig op, omdat deze grondstoffen na verkoop pas bewerkt worden tot een consumptiegoed. 

Slide 17 - Tekstslide

Ruilvoet
De verhouding tussen de prijs van exportproducten van een land en de prijs van importproducten noem je de ruilvoet. 
Voor ontwikkelingslanden is de ruilvoet vaak slecht:
  • Wat ze exporteren is goedkoop
  • Wat ze importeren is duur           

Slide 18 - Tekstslide

Buffervoorraden
De prijs van grondstoffen wordt bepaald op de wereldmarkt. Voor ontwikkelingslanden is het lastig als deze prijzen schommelen. Om dit tegen te gaan kan een land buffervoorraden aan te leggen. Deze extra voorraad wordt opgeslagen en pas als de vraag stijgt wordt deze voorraad op de markt aangeboden. Zo blijven de prijzen stabiel. 

Slide 19 - Tekstslide

De prijzen op de wereldmarkt dalen door overproductie.
Wat voor gevolg heeft dit voor de exportopbrengst van een ontwikkelingsland?
A
Dit neemt toe
B
Dit neemt af
C
Dit blijft gelijk

Slide 20 - Quizvraag

De vraag naar voedsel neemt toe door groei van de wereldbevolking.
Wat voor gevolg heeft dit voor de exportopbrengst van een ontwikkelingsland?
A
Dit neemt toe
B
Dit neemt af
C
Dit blijft gelijk

Slide 21 - Quizvraag

De oogst mislukt door aanhoudende droogte. Wat voor gevolg heeft dit voor de exportopbrengst van een ontwikkelingsland?
A
Dit neemt toe
B
Dit neemt af
C
Dit blijft gelijk

Slide 22 - Quizvraag

Vul de zin aan.
In ontwikkelingslanden is er vaak sprake van een …… inkomensverdeling
A
Gelijke
B
Ongelijke

Slide 23 - Quizvraag

Ontwikkelingslanden met een ……. zijn voor hun export afhankelijk van één of enkele producten.
A
begrotingstekort
B
monocultuur
C
buffervoorraad
D
ruilvoet

Slide 24 - Quizvraag

Omdat de prijs van hun exportproducten laag is in vergelijking met de importproducten is de …. vaak slecht.
Welk woord moet hier staan?

Slide 25 - Open vraag

Om de prijzen stabiel te houden, kan een ontwikkelingsland ….. aanleggen.

Slide 26 - Open vraag