Voeding en vertering samenvattingsles

Voeding en vertering
vwo 2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voeding en vertering
vwo 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de indicator van zetmeel?
A
Aanwijsstof
B
Helder kalkwater
C
Jood-oplossing/jodium
D
Teststrips

Slide 2 - Quizvraag

Zetmeel aantonen
- Zetmeel (koolhydraten) toon je aan met Jodium
- Zetmeel zit een hele boel producten, voornamelijke graanproducten.

Voorbeeld in de klas met verschillende voedingsmiddelen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

verteringsstelsel

Slide 5 - Tekstslide

Noem vijf spijsverteringsklieren:

Slide 6 - Open vraag

nummer 3 is
A
maag
B
maagportier
C
twaalvingerige darm
D
galblaas

Slide 7 - Quizvraag

nummer 13 is
A
een maagsapkliertje
B
de maagportier
C
de twaalvingerige darm
D
de galblaas

Slide 8 - Quizvraag

Naast enzymen wordt er ook gal aan het voedsel toegevoegd. In welk deel van het verteringskanaal wordt gal aan het voedsel toegevoegd?
A
twaalfvingerige darm
B
dunne darm
C
dikke darm
D
slokdarm

Slide 9 - Quizvraag

Het proces in de afbeelding hiernaast toont het proces ............
Het spijsverteringssap dat dit doet is ..........
A
Peristaltiek ..... alvleessap
B
Vertering van vet .... speeksel
C
Emulgeren ..... gal
D
Klierwerking..... alvleessap

Slide 10 - Quizvraag

Welk orgaan gaat door het middenrif heen?
A
maag
B
dunne darm
C
Slokdarm
D
dikke darm

Slide 11 - Quizvraag

Waar wordt eiwit NIET afgebroken
A
maag
B
alvleesklier
C
twaalfvingerige darm
D
dunne darm

Slide 12 - Quizvraag

Welk orgaan zorgt er voor dat de voedingsstoffen in het bloed komen?
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Maag
D
Lever

Slide 13 - Quizvraag

Vertering
Vertering gebeurt in maagdarmkanaal.

Verteringsklieren voegen veteringssappen toe met enzymen.

Slide 14 - Tekstslide

Waar komt een zetmeelverterend enzym bij het voedsel?
A
In de maag
B
Alleen in de mond
C
In de maag en in de mond
D
In de twaalfvingerige darm en in de mond

Slide 15 - Quizvraag

Welke spijsverteringsklier maakt een eiwit-verterend enzym?
A
Alleen de maagsapklieren
B
Alleen de lever
C
De speekselklieren en de alvleesklier
D
De maagsapklieren , de alvleesklier en de darmsapklieren.

Slide 16 - Quizvraag

Welke spijsverteringsklier maakt een vet-verterend enzym?
A
Alleen de maagsapklieren
B
Alleen de lever
C
De alvleesklier
D
De lever en de alvleesklier

Slide 17 - Quizvraag

Wielrenners eten vaak een paar uur voor de wedstrijd veel spaghetti. Waarom zouden ze dit doen?

Slide 18 - Open vraag

In je voeding zit voedingsvezel.
In welke voedingsmiddelen zit voedingsvezel?
A
In dierlijke voedsel
B
In plantaardig voedsel
C
In beide
D
In geen van beide

Slide 19 - Quizvraag

Al het water onttrekken, 
geen voortplanting mogelijk voor bacteriën en virussen.
Verwarmen tot 72 *C, bijna alle bacteriën en virussen dood.
Alle lucht wegzuigen, 
geen voortplanting door bacteriën en virussen
Verwarmen tot 140 *C, alle bacteriën en virussen gedood.
Drogen
Pasteuriseren
Vacuüm verpakken
Steriliseren

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Tekstslide

Vleeseters hebben
A
plooikiezen
B
knobbelkiezen
C
knipkiezen

Slide 22 - Quizvraag

welk dieren hebben de langste darmen?
A
planteneters
B
Vleeseters
C
alleseters

Slide 23 - Quizvraag

Van welk dier is
deze schedel?
A
Herbivoor
B
Carnivoor
C
Omnivoor
D
Geen van alle

Slide 24 - Quizvraag