Les 1: Opbouw cursus, kenmerken- en fasen van verslaving

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 2

Lesprogramma

- Leswijzer

- Kenmerken van verslaving

- Fasen van verslaving

          

Lesdoelen

Aan het einde van de les:

- kan ik benoemen wat de leerdoelen van de cursus zijn, hoe de opbouw van de cursus is en hoe de toetsing is.

- kan ik de belangrijkste kenmerken van een verslaving benoemen.

- kan ik de verschillende fasen van gebruik benoemen en toelichten.

 

Wat is een verslaving?

Wat is een verslaving?

DSM V: stoornis in het gebruik van middelen en niet-middel gerelateerde stoornis.

   

Nicotine, cafeïne, alcohol, cannabis (hasj, wiet), hallucinogenen (lsd, paddo’s) , snuifmiddelen (lijm, aceton), verdovende- en pijnstillende middelen (heroïne, morfine), slaap- en angstremmende medicatie (Oxazepam), opwekkende middelen (amfetamine, cocaïne), overig (GHB, ketamine, xtc), seks, gamen, gokken e.a.

11 Criteria volgens DSM-V

2-3 : mild

4-5 : matig

6 > : ernstig

- Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was.

- Mislukte pogingen om te minderen of te stoppen.

- Gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd.

- Sterk verlangen om te gebruiken.

- Door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis.

- Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op het relationele vlak.

- Door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk.

- Voortdurend gebruik, zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt.

- Voortdurend gebruik ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich mee brengt of verergert.

- Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen oftewel tolerantie.

- Het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof te gebruiken.

Opdracht 1: kenmerken en fasen

Maak een duo:

Beschrijf vijf hoofdkenmerken van verslaving en de vijf fasen van verslaving in eigen woorden.

Gebruik hiervoor je boek Agogisch medewerker GGZ hfst. 14.

We bespreken de opdracht klassikaal na.

Hoofdkenmerken

Iemand met een verslaving:

1.  Gebruikt meer dan hij eigenlijk wil.

2. Kan niet stoppen met het gebruik.

3. Heeft continu de drang om te gebruiken.

4. Gebruikt middelen op problemen op te lossen.

5. Is een groot deel van de dag bezig met het gebruik.

Fasen van gebruik

1. Experimenteren

Op een feestje, om erbij te horen of uit nieuwsgierigheid. Je gebruikt af en toe.

2. Sociaal gebruik

Sociaal gebruik. Incidenteel en alleen voor je plezier / ter ontspanning. Waarbij je altijd bewust blijft van de risico’s en een bewuste afweging maakt tussen de voordelen en de nadelen. Je gebruikt pp matige en gecontroleerde wijze.

 

3. Overmatig en schadelijk gebruik

Mis je het gebruik als je het middel een keer niet gebruikt? Is een feestje nog wel leuk zonder middelengebruik? Gebruik je stiekem? Gebruik je om je lekker te voelen of ook om spanningen en problemen kwijt te raken?

Mis je afspraken, of ontstaan er financiële of sociale problemen?

Dan ontstaan dus problemen ten gevolge van je gebruik.

4. Verslaving

Het gebruik beheerst bijna het hele leven. Er zijn schadelijke gevolgen op

Lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. Je hebt onthoudingsverschijnselen.

5. Chronische verslaving

Wanneer je voortdurend aan het middel denkt en gebruiken een manier is

geworden om met problemen om te gaan. Gebruik beheerst je leven.

Grote problemen op diverse leefgebieden. Dak- en thuislozen, criminaliteit

Lesdoelen

Aan het einde van de les:

- kan ik benoemen wat de leerdoelen van de cursus zijn, hoe de opbouw van de cursus is en hoe de toetsing is.

- kan ik de belangrijkste kenmerken van een verslaving benoemen.

- kan ik de verschillende fasen van gebruik benoemen en toelichten.

 

Vooruitblik

Huiswerk

Lees: 

uit je boek  Agogisch medewerker GGZ hfst. 14.1 t/m 14.4. 

Maak:

Opdracht 1 af.

 

Volgende week

Ontstaan van verslaving