3K 5.2 Gelijkvormigheid

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

5.2 Gelijkvormigheid

Hoofdstuk 5 Gelijkvormigheid

Wat gaan we 

doen vandaag?

• leerdoelen
• Uitleg
• Oefenen
• Aan het werk
  
• Vragen en afsluiting

Leerdoelen

• Je leert wat overeenkomstige hoeken en overeenkomstige zijden zijn.
  
• Je leert wat gelijkvormige figuren zijn.

Leerdoelen

Is dit een wiskundige vergroting ?

1. ja
2. nee

Is dit een wiskundige vergroting ?

1. ja
2. nee

Welk figuur
is geen
vergroting?

1. figuur A
2. figuur B
3. figuur C
4. figuur D

Bij vergroten zijn het origineel en het beeld gelijkvormige figuren.

De overeenkomstige hoeken zijn bij gelijkvormige figuren gelijk

x en o bij de hoeken betekenen dat die hoeken hetzelfde zijn.

Dus ∠A = ∠D en ∠B = ∠E 

Welke hoek is overeenkomstig met hoek B?

1. Hoek A
2. Hoek P
3. Hoek Q
4. Hoek C

Welke hoek is de overeenkomstige hoek van hoek F?

1. A
2. B
3. C
4. D

De tekening bestaat uit 2
gelijkvormige driehoeken.

Wat is de overeenkomstige
hoek van hoek E?

1. C
2. F
3. A
4. B

De zijden die bij het vergroten bij elkaar horen, heten overeenkomstige zijden.

BC is overeenkomstige zijden 

met EF

Wat is de
overeenkomstige
zijde van zijde AC?

1. DE
2. AB
3. BC
4. DF

Welke zijde is overeenkomstig met AB?

1. BC
2. PQ
3. QR
4. PR

Welke zijde is overeenkomstig met zijde NP?

1. KM
2. LP
3. LM
4. KL

Twee driehoeken zijn
gelijkvormig wanneer....

1. de overeenkomstige hoeken gelijk zijn
2. Ze even groot zijn
3. De hoeken dezelfde kleuren hebben
4. Alle zijden met dezelfde factor zijn vermenigvuldigd

Aan het werk

De eerste 10 min. ga je in stilte aan het werk! 

Daarna mag er zachtjes worden overlegd.

Bladzijde 160, 161 en 162

Opdracht 7 tot en met 12

Klaar?: Laten zien en Nakijken

• Wat overeenkomstige hoeken en overeenkomstige zijden zijn.
  
• Wat gelijkvormige figuren zijn.

Wat hebben we vandaag geleerd?