Les 3 Examen 2023

Les 3 Examen 2023
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 3 Examen 2023

Slide 1 - Tekstslide

vraag 2 Maatschappelijke kosten met uitleg

Slide 2 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten
Maatschappelijke kosten zijn de kosten van milieuvervuiling die door ons allemaal worden betaald.  (belastinggeld)


Slide 3 - Tekstslide

vraag 4 (uitleg )

Slide 4 - Tekstslide

Inkomen:
- Uit arbeid (salaris, winst) 
- Uit bezit (rente, dividend, huur/pacht, winst)
- Uit overdracht (giften, uitkeringen en toeslagen, doe je niets voor!)

Slide 5 - Tekstslide

vraag 6 (uitleg)

Slide 6 - Tekstslide

Economische groei
Productie stijgt waardoor bbp toeneemt.
Nationaal inkomen stijgt.

Gunstig voor de overheid.
  • Meer belastinginkomsten door stijging nationaal inkomen.
  • Minder overheidsuitgaven door daling uitkeringen.

Slide 7 - Tekstslide

Begrotingstekort
= Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht.
Omgekeerde is een begrotingsoverschot.

Een begrotingstekort        overheid geld lenen van banken, verzekeraars, pensioenfondsen en burgers        Staatsschuld stijgt
       Die schuld daalt als de overheid aflost       Over de staatsschuld betaalt de overheid ieder jaar rente.

Slide 8 - Tekstslide

Sociale zekerheid

Slide 9 - Tekstslide

vraag 8 (uitleg)

Slide 10 - Tekstslide

Inflatie en prijsstabiliteit
Oorzaken van inflatie op de markt
- Vraag-kant van de economie (bestedingsinflatie)
Er is meer vraag dan aanbod (bijv. huizenmarkt)
- Aanbod-kant van de economie (kosteninflatie)
Hogere productiekosten doorberekenen in de verkoopprijs (loon / grondstof)
Hogere winstmarge
Ook de overheid veroorzaakt inflatie
- Meer vragen voor diensten (paspoort gemeente)
- Verhogen  van btw/accijnzen -> alleen wanneer bedrijven dit doorberekenen in de verkoopprijs
loonbelasting Overheid verlagen stijgen de bestedingen

Slide 11 - Tekstslide

vraag 11-12-14

Slide 12 - Tekstslide

Vrijhandel en protectie
Binnen de EU is er vrijhandel.
T.o.v.  niet- EU landen, wil de EU de eigen productie en werkgelegenheid beschermen door het nemen van protectiemaatregelen.

Wereldwijd zijn er meer afspraken tussen bepaalde landen : vrijhandelszondes

Slide 13 - Tekstslide

Protectiemaatregelen

Slide 14 - Tekstslide

vraag 17-18 volgt

Slide 15 - Tekstslide

Vacatures
Het aantal vacatures in relatie tot het aantal werklozen geeft een goed beeld van de spanning op de arbeidsmarkt.

In de figuur hiernaast zie je dat we eind 2023 in Nederland 114 vacatures per 100 werklozen hadden. Er is op dit moment dus een krappe arbeidsmarkt die eind 2021 (aantal vacatures > aantal werklozen) in gang is gezet.

Slide 16 - Tekstslide

vraag 19 en 20 volgt

Slide 17 - Tekstslide

Werklozen
Beroepsbevolking
Beroepsbevolking:
Alle mensen tussen 15 en pensioenleeftijd die werken of werkloos zijn!!
Werkzame   beroepsbevolking:
Het werkzame deel van de beroepsbevolking
7.1

Slide 18 - Tekstslide

vraag 23-24-26 rekensommen

Slide 19 - Tekstslide

vraag 28 uitleg volgt

Slide 20 - Tekstslide

Betalingsbalans (overzicht van alle betalingen 
van en naar buitenland)
  • Als je meer exporteert dan importeert dan heb je een overschot op de betalingsbalans
  • Als je meer importeert dan exporteert dan heb je een tekort op de betalingsbalans
  • Export / import x 100 
  • = dekkingsgraad

Slide 21 - Tekstslide

vraag 31
Wat past bij elkaar? Je begint bij 1 en eindigt op nummer 5.

Logische volgorde geldt voor dan voor 2-3-4. 

Slide 22 - Tekstslide

Rekensom vraag 32-33

Slide 23 - Tekstslide

vraag 34 uitleg volgt

Slide 24 - Tekstslide

Inkomen in natura
Soms krijg je een deel van je inkomen niet in geld maar in producten. Je noemt dat een inkomen in natura.


Voorbeelden van inkomens in natura zijn:

  • een auto van de zaak.
  • een mobiele telefoon van de baas .
  • een abonnement op een krant of tijdschrift betaald door de zaak.

Slide 25 - Tekstslide

vraag 37 uitleg volgt

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

vraag 39 rekensom

Slide 28 - Tekstslide

vraag 41 uitleg volgt

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

De kostprijs
De kostprijs = (Totale vaste kosten + Totale variabele kosten + inkopen ) : aantal producten of  inkoopprijs + bedrijfskosten per stuk

Voorbeeld
De vaste kosten voor van Moof bedragen € 2.000.000
De variabele kosten per fiets zijn € 850.
Van Moof produceert jaarlijks 150.000 fietsen.
Bereken de kostprijs per fiets?

Kostprijs =  (€ 2.00000 + (150.000 x 850) ) : 150.000= € 863,33

Slide 31 - Tekstslide