Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Enzymen en voedingsmiddelen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Enzymen en voedingsmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

welke manier van conserveren zie je hier?
A
geen
B
luchtdicht verpakken
C
gasverpakken
D
met conserveermiddelen

Slide 2 - Quizvraag

Welke manier van conserveren zie je hier?
Deze melk staat buiten de koeling
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 3 - Quizvraag

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 4 - Quizvraag

Waarom kan ik deze
worst buiten de
koelkast bewaren?
A
Hij is gepasteuriseerd
B
Hij is gedroogd
C
Hij is luchtdicht verpakt
D
Hij zit in een conserveringsmiddel

Slide 5 - Quizvraag

Wat is conserveren?
A
Omstandigheden ongunstig maken voor schimmels en bacteriën
B
Het vermeerderen van schimmels en bacteriën
C
Voedsel opeten
D
Omstandigheden gunstig maken voor schimmels en bacteriën

Slide 6 - Quizvraag

Voedingsmiddel
Voedingsstof
het product dat je eet of drinkt
Stof die in voedingsmiddel zit
Voorbeeld:
appel
brood
melk
ei
chips
Voorbeeld:
eiwit
koolhydraat
vet
vitamines
mineralen

Slide 7 - Tekstslide

Bekijk deze foto. 
Welk voedingsmiddelen zie je hier?
(Noteer het op de volgende slide)

Slide 8 - Tekstslide

Welk voedingsmiddel zag je op de foto?

Slide 9 - Open vraag

Op de foto zag je patat
Welke voedingsstof komt veel voor in patat?
A
Mineralen
B
Water
C
Vet
D
Eiwit

Slide 10 - Quizvraag

Als stoffen worden omgezet in andere stoffen= reactie (scheikundig)

Enzymen --> reacties versnellen 

Slide 11 - Tekstslide

Enzymen
  • Enzymactiveit: de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt
  • de temperatuur beïnvloed de enzymactiviteit volgens een optimumkromme
  • de zuurgraad beïnvloed de enzymaciviteit

Slide 12 - Tekstslide

Hoe werken enzymen?
1. Het enzym bindt aan een voedingsstof
2. Het enzym knipt het voedingsstof in 2en
3. Het enzym laat los

Slide 13 - Tekstslide

Enzymen

Slide 14 - Tekstslide

Enzymactiviteit
De enzymactiviteit is de snelheid
waarmee de enzymen werken. 
Dit is afhankelijk van 
- temperatuur
- zuurgraad
Hierbij hoort een optimumkromme met een minimum, een maximum en een optimum

Slide 15 - Tekstslide

Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet of drinkt.

  • Plantaardige voedingsmiddelen:
Afkomstig van planten.

  • Dierlijke voedingsmiddelen:
delen van dieren (vlees, vis) of producten van dieren (eieren, melk, ...

Slide 16 - Tekstslide

Dierlijke voedingsmiddelen
Plantaardige voedingsmiddelen

Slide 17 - Sleepvraag

Voedingsstoffen
  • Dit zijn de bruikbare bestandsdelen van voedingsmiddelen
  • Plantaardig voedsel bevat voedingsvezels. Dit zijn onverteerbare stoffen


Functies voedingsstoffen:

  • bouwstoffen (voor bijv. botten en spieren)
  • brandstoffen (voor energie)
  • reservestoffen (bijv. vetreserve)
  • beschermende stoffen (tegen ziektes)

Slide 18 - Tekstslide

Voedingstoffen
Deze 6 voedingsstoffen moet je kennen:
1. koolhydraten 
2. vetten
3. water
4. vitaminen
5. mineralen
6. eiwitten
Noem een voorbeeld

Slide 19 - Tekstslide

Eiwitten
Eiwitten zijn bouwstoffen

Teveel aan eiwitten? 
Eiwit wordt gebruikt als 
brandstof of als 
reservestof
Cytoplasma
Spieren

Slide 20 - Tekstslide

Noem een voedingsmiddel waar veel eiwitten in zitten.
A
Kipfilet
B
Appel
C
Spinazie
D
Olijfolie

Slide 21 - Quizvraag

Koolhydraten
Koolhydraten zijn een goede brandstof.

Slide 22 - Tekstslide

Noem een voedingsmiddel waar veel koolhydraten in zitten.
A
Kipfilet
B
Aardappel
C
Spinazie
D
Olijfolie

Slide 23 - Quizvraag

Vetten
  • Brandstof en bouwstof
  • Overtollige vetten? Reservestof
  • Onverzadigde en verzadigde vetten 
Gezonde, vloeibare en plantaardige vetten
Ongezonde, harde, dierlijke vetten

Slide 24 - Tekstslide

Mineralen

Bouwstoffen en beschermstoffen

Zout is ook een mineraal. 

Slide 25 - Tekstslide

Mineralen

Bouwstoffen en beschermstoffen

Voorbeeld: 
zout, kalk, ijzer, fluoride

Slide 26 - Tekstslide

Water
Mensen bestaan zo'n 65 % uit water. Het is een bouwstof.
Ook is het belangrijk voor het vervoeren van stoffen.

Slide 27 - Tekstslide

VITAMINES
  • Het zijn bouwstoffen.
  • Ze werken als beschermende stoffen tegen ziektes
  • Er zijn dertien verschillende vitamines bekend: vitamine A, de vitamines van het B-complex en vitamine C, D en K zijn de bekendsten.

Slide 28 - Tekstslide

Voedingsvezels
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen en -vezels.
Vezels zijn onverteerbare stoffen uit planten.
Ze stimuleren de darmwerking (peristaltiek).

Slide 29 - Tekstslide

Door welke stof wordt darmperistaltiek gestimuleerd?
A
Water
B
Vezels
C
Vetten
D
Vitamines

Slide 30 - Quizvraag

vragen maken
11.1 : 1 t/m 7
11.2: 1 t/m 7

Klaar -> Maak het werkblad wat je bij mij haalt 

Slide 31 - Tekstslide

Wat zijn voedingsstoffen?
A
Alles wat je eet en drinkt
B
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren
C
Bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen

Slide 32 - Quizvraag

Dierlijk
Plantaardig
Voedingsmiddellen
Voedingsstoffen

Slide 33 - Sleepvraag

Wat is geen voedingsstof?
A
Koolhydraat
B
Water
C
Mineralen
D
Vezels

Slide 34 - Quizvraag

Sleep het juiste antwoorden naar 'Koolhydraten'
Koolhydraten
    Bouwstof
     Brandstof
  Reserve stof
  Beschermende 
             stof

Slide 35 - Sleepvraag

Deze voedingsstoffen zijn brandstoffen
A
Water en vitaminen
B
Koolhydraten, eiwitten en mineralen
C
Vetten, eiwitten en water
D
Alleen koolhydraten, eiwitten en vetten

Slide 36 - Quizvraag

welke manier van conserveren zie je hier?
A
geen
B
luchtdicht verpakken
C
gasverpakken
D
met conserveermiddelen

Slide 37 - Quizvraag