4.2 Industriële Revolutie

Industriële Revolutie
1 / 34
volgende
Slide 1: Woordweb
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Industriële Revolutie

Slide 1 - Woordweb

Waar begon de Industriële Revolutie?
A
Amerika
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 2 - Quizvraag

3. Vóór de Industriële Revolutie bleven mensen altijd in hun dorp wonen. Waarom? 1 reden hoort er NIET bij.
A
Reizen was lastig
B
Je werk was daar
C
wonen was er het goedkoopst
D
Vrienden en familie woonden er

Slide 3 - Quizvraag

4: Door de Industriële Revolutie worden voertuigen vervangen. Koppel de juiste voertuigen aan elkaar.
stoomschip
metro
auto
vrachtwagen
Koets
zeilschip
paarden-tram
Paard en kar

Slide 4 - Sleepvraag

Uitleg
Ontstaan Industriële Revolutie

Hoe ontstonden de fabrieken?

Gevolgen Industriële Revolutie

Slide 5 - Tekstslide

Wat is GEEN oorzaak van de Industriële Revolutie?
A
massaproductie
B
bevolkingsgroei
C
agrarische revolutie
D
rijke kooplieden en landeigenaren

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Andere oorzaken
  • Rijke kooplieden en landeigenaren investeerden in industrie
  • Arme boeren (gevolg agrarische revolutie) > arbeiders
  • Uitvinding stoommachine
  • Voorraden ijzererts en steenkool (Engeland)

Slide 8 - Tekstslide

Zet op de juiste chronologische volgorde
1
2
3

Slide 9 - Sleepvraag

8: In welke tak van nijverheid vond NIET de eerste veranderingen plaats?
A
auto-industrie
B
mijnbouw
C
textielindustrie
D
ijzerindustrie

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht Histoclip Industriële Revolutie
1. Noem alle manieren waarop de economie en de samenleving veranderen tijdens de Industriële Revolutie volgens het filmpje.
bv. eerst gebruikte men windkracht daarna .....
2. Benoem de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Deel 2
LES INDUSTRIËLE REVOLUTIE

Slide 13 - Tekstslide

OORZAKEN

Slide 14 - Woordweb

Bespreken histoclip
4 vragen

Slide 15 - Tekstslide

Welke veranderingen horen bij elkaar?
Spinning Jenny
Fabrieken bij een steenkoolmijn
stoomkracht
Arbeiders
wind-kracht
Boeren en thuis-wevers
fabrieken naast een rivier
Spinnen-wiel

Slide 16 - Sleepvraag

Wat ontstond als eerste op grote schaal in de Industriële Revolutie?
A
stoommachine
B
fabrieken
C
weefmachines
D
arbeiders

Slide 17 - Quizvraag

Zet op chronologische volgorde
1
2
3
4
spoorwe-gen
stoom-machines
huisnij-verheid
fabrieken

Slide 18 - Sleepvraag

Wat moet er nog bij deze slechte leef-omstandigheden? 1 kamer per familie, geen afvalophaaldienst, ziektes, .... , ...... .

Slide 19 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk slechte werkomstandigheden in de fabrieken.

Slide 20 - Open vraag

Wat was geen oorzaak van de hogere landbouwproductie in de 18e eeuw?
A
meer akkerland
B
stoomtractor
C
op grotere schaal verbouwen
D
betere landbouw-technieken

Slide 21 - Quizvraag

Waarom ontstonden de eerste machines? (2 goede antwoorden)
A
De vraag was groter dan de productie
B
De fabrieken moesten gevuld worden
C
Er kon sneller en meer geproduceerd worden
D
De stoommachine moest gebruikt worden

Slide 22 - Quizvraag

(9c) Wat is het voordeel van een stoommachine boven waterkracht?
A
doet het altijd mits voldoende brandstof
B
is goedkoop te maken
C
draait schoner en zuiniger
D
heeft maar weinig brandstof nodig

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

2a par. 2 Welke grondstoffen had de stoommachine nodig om te werken? Eentje hoort er NIET bij.
A
water
B
steenkool
C
olie

Slide 25 - Quizvraag

par. 2: 2b  De spoorwegen hadden voordelen. Welke industrie had welke voordelen?
voordelen
vervoer
voordelen ijzerindustrie
werk: locomo-tieven
Meer grondstof-fen en pro-ducten
Produc-tie rails
sneller verplaatsen

Slide 26 - Sleepvraag

3 Landbouw en huisnijverheid werden minder belangrijke bestaansmiddelen.
Welke reden hoort er NIET bij?
A
Fabrieken waren goedkoper dan de thuiswevers
B
In de fabriek kon je als arbeider meer verdienen
C
De Agrarische Revolutie maakte boeren werkeloos
D
Fabrieken konden meer produceren dan thuiswevers

Slide 27 - Quizvraag

par. 2, vraag 4: Hoe veroorzaakte de Agrarische Revolutie de Industriële Revolutie? 1 Reden hoort er NIET bij.
A
arme boeren werden arbeiders
B
meer mensen hadden producten nodig
C
landeigenaren inves-teerden in industrie
D
het voedsel kon met stoomkracht gemaakt worden

Slide 28 - Quizvraag

Waardoor had de Industriële Revolutie een 'zichzelf versterkend effect'?
A
Door gebruik van de stoommachine
B
Door het ontstaan van fabrieken
C
Door de aanleg van spoorwegen
D
Door constante bevolkingsgroei

Slide 29 - Quizvraag

Wat was GEEN gevolg van de industrialisatie?
A
industriegebieden met dichtbevolkte steden
B
massaproductie ipv huisnijverheid
C
overal kanalen en spoorwegen
D
schonere en zuinige machines bedacht

Slide 30 - Quizvraag

Waardoor was de Industriële Revolutie zo ingrijpend?

Slide 31 - Open vraag

Zet op de juiste chronologische volgorde
1
2
3

Slide 32 - Sleepvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 33 - Woordweb

Huiswerk
Lees par. 3 en 8
maak tweetallen  voor de stripopdracht

Slide 34 - Tekstslide