Les 3 Taak 3 Een discussie voeren

Nederlands
Nederlands
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je vandaag
Na deze les:
  1. ken je de oorzaken van jeugdwerkloosheid;
  2. weet je hoe je voor- en tegenargumenten kunt bedenken;
  3. kan je tegenargumenten weerleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  1. Burgerschap: oorzaken jeugdwerkloosheid
  2. Een discussie voeren
  3. Verder werken in Studiereader

Slide 3 - Tekstslide

Jeugdwerkloosheid

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel procent is van de jongeren is werkloos in Nederland, hoeveel in Griekenland?

Slide 5 - Tekstslide

Waarom denk je dat jongeren werkloos zijn?

Slide 6 - Tekstslide

Redenen jeugdwerkloosheid:
  • Studies waar te weinig werk in is
  • Onvoldoende ontwikkelde werknemersvaardigheden
  • Geen goed ontwikkeld netwerk
  • Geen diploma

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Discussie voeren
Op je werk, op school of tijdens je stage wordt regelmatig je mening over een onderwerp gevraagd. Je moet dan vertellen wat je van iets vindt 

Ook kan het zijn dat je een discussie moet voeren...

Discussie: een gesprek waarin gesprekspartners elkaar met argumenten proberen te overtuigen
Argumenten: redenen waarom iemand een standpunt inneemt

Slide 11 - Tekstslide

We bekijken het fragment over werkloosheid uit opdr 3 van taak 3 Gesprekken voeren

Slide 12 - Tekstslide

Wie heeft er hier volgens jou gelijk?
A
Geerte (links)
B
Elsa (rechts)

Slide 13 - Quizvraag

We bekijken het fragment over werkloosheid uit opdr 3 van taak 3 nog een keer

Slide 14 - Tekstslide

Welke argumenten gebruikt Elsa?

Slide 15 - Open vraag

Welke argumenten gebruikt Geerte?

Slide 16 - Open vraag

Wat vind je van de argumenten van beide sprekers?

Slide 17 - Open vraag

Mening geven
  • Je begint je zin met 'ik vind' als je je mening geeft
  • Legt je gesprekspartner uit waarom  jij een bepaalde mening hebt:

Hoe?
  • gevolgen noemen van een bepaalde keuze
  • voorbeelden geven
  • beschrijven van je ervaringen

LET OP! Je uitleg is geen herhaling van je mening!

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld van mening geven:
Iemand geeft zijn mening over nieuw milieuvriendelijk papier:

De mening:
Ik vind het papier niet geschikt om documenten voor klanten te printen. 

Uitleg mening: 
De inkt loopt namelijk uit en de kleuren zijn doffer dan normaal. Dat komt niet netjes over. We kunnen dit papier wel intern gebruiken.

Slide 19 - Tekstslide

Een discussie voorbereiden
Vaak is er bij een discussie een stelling (uitspraak over iets)
Vaak zijn er twee standpunten mogelijk (voor of tegen)

Je bereidt je voor op je standpunt (voor of tegen) door informatie over het onderwerp te verzamelen
Je bepaalt je standpunt en zoekt vervolgens uit welke sterke argumenten je het best kunt gebruiken in de discussie
Ook bedenk je hoe je tegenargumenten van je gesprekspartner kunt weerleggen

Slide 20 - Tekstslide

Tegenargumenten weerleggen
Toon aan dat het argument van je gesprekspartner niet klopt 
of...
leg uit waarom dat argument niet opweegt tegen jouw argument
of...
zet er een nieuw argument tegenover

Schrijf je argumenten en evt. tegenargumenten in steekwoorden op

Slide 21 - Tekstslide

Stelling: 'Er moet in Nederland een maximum komen voor topsalarissen.'
Bedenk argumenten voor:

Slide 22 - Open vraag

Stelling: 'Er moet in Nederland een maximum komen voor topsalarissen.'
Bedenk argumenten tegen:

Slide 23 - Open vraag

Stelling: 'Er moet in Nederland een maximum komen voor topsalarissen.'
Bedenk argumenten tegen:

Slide 24 - Open vraag

Een discussie voeren
Voor de start van de discussie maken jij en je gesprekspartner om de beurt jullie standpunt duidelijk
In de discussie geef je je argumenten en reageer je op de argumenten van je gesprekspartner

Tip: luister kritisch naar de argumenten van je gesprekspartner! Als je merkt dat een argument niet klopt > weerleg het dan, zodat jij sterker komt te staan

Een aanval op je standpunt of argumenten hoort er natuurlijk bij

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Vandaag af tot en met taak 3 van Gesprekken voeren

Laat je resultaat zien aan de docent als je klaar bent met de taak

Slide 26 - Tekstslide