toets psychiatrie

• psychiatrie
• MBO
• Studiejaar 4

Psychiatrie oefentoets 1

1- Noem een dwangstoornis .

2- Noem minstens 2 criteria waaraan voldaan moet worden om de diagnose dwangstoornis te kunnen stellen.

3- Welke begeleidingsstijl zou jij gebruiken in de zaal bij een persoon met een dwangstoornis

4- Welke activiteiten zou jij deze patiënten aanbieden met een dwangstoornis en beargumenteer je keuze.

1- Kies een persoonlijkheidsstoornis

2- Noem minstens 2 criteria waaraan voldaan moet worden om de diagnose te kunnen stellen van de persoonlijks stoornis uit de vorige vraag.

3- Welke begeleidingsstijl zou jij gebruiken bij deze persoonlijkheidsstoornis ? (beargumenteer) ?

4- Welke activiteiten zou jij deze patiënten aanbieden en beargumenteer je keuze.

1- Benoem een hersenstoornis als gevolg van overmatig drankgebruik.

2- Noem 2 kenmerken van deze aandoening

3- Welke begeleidingsstijl zou jij gebruiken (beargumenteer) ?

4- Welke activiteiten zou jij deze patiënten aanbieden en beargumenteer je keuze.

Sjoukje is 54 jaar en maakt gebruik van beschermd wonen. Tot welke vorm van hulpverlening hoort
beschermd wonen?

1. ambulante hulpverlening
2. intramurale hulpverlening
3. klinische hulpverlening
4. semimurale hulpverlening

Fieke is al enige tijd zindelijk, maar door een heftige gebeurtenis plast ze weer in haar broek. Hoe
wordt dit verschijnsel genoemd?

1. encopresis
2. regressie
3. fixatie
4. mutisme

Welke stellingen met betrekking tot de evenwichtsgedachte zijn juist?
I Bij deze opvatting hoort: Eens gek, altijd gek
II Bij deze gedachte wordt uitgegaan van draaglast en draagkracht.

1. Stelling I en II zijn beide onjuist.
2. Alleen stelling II is juist.
3. Alleen stelling I is juist.
4. Stelling I en II zijn beide juist.

Welke van de volgende factoren behoren tot de psychosociale factoren?

1. echtscheiding
2. Karakter
3. persoonlijkheid
4. hormonen

Van wat is deze foto een voorbeeld?

1. van een persoonlijkheidsstoornis
2. van een preoccupatie met het eigen gewicht
3. van een irreëel lichaamsbeeld
4. van het slankheidsideaal

Tot welke categorie van algemeen psychopathologische verschijnselen horen wanen?

1. de waarneming
2. het denken
3. de zelfbeleving
4. de stemming

Welke stellingen met betrekking tot de oorzaken van depressiviteit zijn juist?


I Als iemand van een eeneiige tweeling depressief is, heeft de andere helft van de tweeling
ongeveer 50 procent kans dat ook te worden.


II Kinderen van ouders met een depressie hebben ongeveer drie keer zo veel kans op een
depressie als gemiddeld.

1. Alleen stelling I is juist.
2. Stelling I en II zijn beide juist.
3. Stelling I en II zijn beide onjuist.
4. Alleen stelling II is juist.

Welke stellingen met betrekking tot de oorzaken van angststoornissen zijn juist?


I Ongeveer 40 tot 50 procent van de angststoornissen wordt verklaard door genetische invloeden.

II Een overbeschermende en angstige opvoedingsstijl van de ouders blijkt van invloed op
angstsymptomen bij het kind.

1. Stelling I en II zijn beide onjuist.
2. Alleen stelling II is juist.
3. Alleen stelling I is juist
4. Stelling I en II zijn beide juist.

Welke van de volgende psychische stoornissen behoren tot de angststoornissen?

1. PTSS
2. boulimia
3. creutzfeldt jakob
4. hechtingsstoornis

Jannie heeft al een hele tijd last van aanvallen van benauwdheid, duizeligheid en hartkloppingen.
Tijdens een dergelijke aanval vreest ze dood te zullen gaan. De aanvallen treden vooral op in
situaties waar veel mensen zijn, zoals warenhuizen, bioscopen, treinen en in de kerk. Haar stemming
is bedrukt.


Waar zijn dit signalen van ?

1. sociale fobie
2. agorafobie
3. paniekstoornis
4. hyperventilatiestoornis

Welke stelling of stellingen over dementie zijn juist?

I Van alle duizend mannen tussen de 65 en 70 jaar krijgen er gemiddeld vijf binnen een jaar
dementie.
II Van alle duizend mannen boven de 85 jaar krijgen er gemiddeld dertig binnen een jaar dementie.

1. Alleen stelling II is juist.
2. Stelling I en II zijn beide onjuist.
3. Stelling I en II zijn beide juist.
4. Alleen stelling I is juist.

Bij welke vorm van dementie zie je vooral motorische verschijnselen, zoals stijfheid, rigiditeit en
tremoren?

1. frontotemporale dementie
2. vasculaire dementie
3. vasculaire dementie
4. Lewy-body-dementie

Hoe wordt het proces genoemd waarbij het gaat om het terughalen van positieve herinneringen aan
gebeurtenissen of ervaringen uit het verleden?

1. validation
2. reminiscentie
3. rehabilitatie
4. snoezelen

Welke stelling of stellingen met betrekking tot het alcoholgebruik van ouderen zijn juist?

I Van de 65-plussers is ongeveer 6% een zware drinker en ruim 8% drinkt overmatig.

II In tien jaar tijd is het aantal hulpvragen door alcoholverslaving van mensen ouder dan 55 jaar met
50% gestegen.

1. Stelling I en II zijn beide onjuist.
2. Alleen stelling I is juist.
3. Stelling I en II zijn beide juist.
4. Alleen stelling II is juist.

Hoe wordt het vermogen om gedetailleerde informatie tot een zinvol geheel samen te brengen genoemd?

1. synthetiseren
2. executieve functies
3. centrale coherentie
4. theory of mind

Welk kenmerk van een autismespectrumstoornis is het minst duidelijk aanwezig bij asperger?

1. een relatiestoornis
2. weerstand tegen veranderingen
3. opvallend dwangmatig en stereotiep gedrag
4. een taal- en/of spraakstoornis

Welk classificatie systeem wordt veel gebruikt binnen de psychiatrie?

1. DSM-3
2. DSM-4
3. DSM-5
4. DSM-6

Stelling 1. De psychologie houdt zich bezig met het menselijk bewustzijn en gedrag.
Stelling 2. De psychiatrie houdt zich bezig met de ziekten van de geest.

1. Stelling 1 is juist Stelling 2 is onjuist
2. Stelling 1 en 2 zijn beide onjuist
3. Stelling 1 is onjuist Stelling 2 is juist
4. Stelling 1 en 2 zijn beide juist