(h)v1 grammatica ws start groepjes

Welkom!

Pak je spullen:

• je eigen leesboek
• lesboek + schrift
  
• pen of potlood

Grammatica - woordsoorten

We zijn bezig grammatica en leren over diverse woordsoorten. 

Je leert over:

• zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
• bijvoeglijk naamwoord
• persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
• voorzetsels en bijwoorden

Bijwoord

= woord is dat extra informatie geeft over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord.

Voorbeelden:

1. (bij werkwoord) Hij loopt snel naar school. (snel zegt iets over lopen)
2. (bij bijvoeglijk naamwoord): Die film is heel spannend. (heel zegt iets over *spannend)
3. (bij ander bijwoord): Ze praat erg langzaam. (erg zegt iets over *langzaam)

Ezelsbrug

- Een bijwoord verandert niets aan een zelfstandig naamwoord

(dus nooit: een snel auto).

- Een bijwoord kan vaak weggelaten worden zonder dat de zin onlogisch wordt.

- Een bijwoord verandert nooit een zelfstandig naamwoord.

Vul aan

Ik eet mijn boterham …

De leraar kijkt … naar de leerling.

Het regent vandaag … hard.

Zoek het bijwoord

1. Zij praat heel zachtjes.
2. De film was echt spannend.
3. We wandelen meestal samen naar school.
4. Mijn broer eet ontzettend snel.
5. Morgen gaan we naar het strand.

Wat gaan we doen?

We gaan aan de slag in groepen.

Je maakt per groepje een mini-les over jouw onderwerp. 

Belangrijk:

Pak het stap voor stap aan. 

Wijs per groep een leerling aan die verantwoordelijk is voor de powerpoint, de theorie etc. -> leer van de vorige keer!

Stap voor stap

• Lees de theorie
• Bedenk wat je wilt vertellen
• Hoe ga je dat doen?
• Begrijp jij zelf volledig de theorie of heb je nog vragen?
  Hier geldt: BBB
• Werk aan de PowerPoint
• + de opdracht die je gaat doen

De onderwerpen

1. Zelfstandig naamwoord en lidwoord 
2. Bijvoeglijk naamwoord 
3. Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 
4. Voorzetsel 
5. Bijwoord 

Je kunt de theorie vinden op:

• Zelfstandig naamwoord en lidwoord, p. 206-207
  
• Bijvoeglijk naamwoord, p. 210-211
  
• Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, p. 218-219
• Voorzetsel, p. 222-223
• Bijwoord, p. 226-227

Aan de slag!

Je maakt met je groepsgenoten een mini-les.

Vertel over de woordsoort en leg uit hoe je het vindt in een zin.

• Elk groepje geeft de mini-les
• Iedereen komt aan het woord
• Elk groepje maakt met de klas de bedachte opdracht
• Iedereen in de klas doet mee
• De antwoorden worden besproken
• Je krijgt een cijfer: dat telt 0,5x mee. 

 

Leerdoelen

Aan het einde van deze les:

• is de theorie die we vorige week hebben besproken herhaald
• heb je een start gemaakt met de presentaties 

Noteer op de post-it:

- Hoe gaat het werken in je groepje tot nu toe? 

- Welk cijfer geef je jezelf voor deze les? Schrijf op!

Als je nog een vraag hebt kun je die ook opschrijven. 

(h)v1 grammatica ws start groepjes